Plancke, Robert (1911-1993)

Samen met zijn collega en jaargenoot Richard Verbist heeft de classicus Robert Plancke de pedagogische wetenschappen een sterkere plaats gegeven binnen de Gentse universiteit en speelde hij tegelijk een belangrijke rol op het internationale vlak. Als bestuurder loodste Plancke de UGent mee door de woelige jaren 1960 en 1970 en organiseerde praktische, blijvende hervormingen. De uitbreiding van het personeelsbestand, het gebouwenarsenaal en de onderzoeksinfrastructuur van de UGent in de jaren 1970 is mee aan zijn beleid te danken.

Van classicus tot pedagoog

Plancke wordt geboren in Brugge in 1911. Op het Brugse atheneum geeft de jonge Plancke al vrij vlug blijk van zijn talenten. In 1929, een jaar vóór de vernederlandsing van de Gentse alma mater, trekt hij naar de universiteit om er klassieke filologie te studeren. Hij studeert af in de letteren en wijsbegeerte in 1933, waarna hij aan het koninklijk atheneum te Ronse als leraar Latijn en Grieks benoemd wordt. Zijn leerlingen ervaren hem als de verpersoonlijking van orde, methode, geduld en nauwgezetheid. Die houding kan soms omslaan in strenge tucht, militaire correctheid en afstandelijkheid; allemaal karaktertrekken die in zijn verdere leven nog af en toe zullen opduiken. Veeleisend blijft hij echter in hoge mate voor zichzelf. Zo slaagt hij er onder meer in zijn leraarschap te combineren met het volgen van colleges aan de Gentse universiteit, waardoor hij in 1939 het diploma verwerft van licentiaat in de opvoedkundige wetenschappen. Zeven jaar later zal hij er de vruchten van kunnen plukken.

Van classicus naar opvoedkundige

Na de Tweede Wereldoorlog blijft de Gentse universiteit niet gespaard van zuiveringsacties. Leden van het onderwijzend, wetenschappelijk en administratief personeel, verdacht van samenwerking met de vijand, moeten zich verantwoorden. De ter dood veroordeelde Herman De Vleeschauwer vlucht met valse papieren naar Zwitserland en vervolgens naar Zuid-Afrika. Zijn leeropdracht met wijsgerige en pedagogische cursussen wordt vacant verklaard. Kandidaten voor de opvolging melden zich vrij snel. Robert Plancke is één van hen. In 1946 wordt hij aangesteld om drie cursussen te doceren: ‘Geschiedenis der opvoedkunde’, ‘Encyclopedie der opvoedkunde’ en ‘Grondige vraagstukken uit de geschiedenis der opvoedkunde’. Daar zal nog ‘Vergelijkende schoolwetgeving’ aan toegevoegd worden, maar Plancke streeft niet naar verdere uitbreiding van zijn opdracht. Hij vermijdt immers het les geven aan grote groepen studenten. Veel liever begeleidt hij kleine werkgroepen.

Historische en Vergelijkende Pedagogiek

Aan het Hoger Instituut voor Opvoedkundige Wetenschappen (HIOW) interesseert Plancke zich voor de opvattingen in West-Europese universiteiten over pedagogische wetenschappen. In 1954 richt hij het Seminarie voor Historische en Vergelijkende Pedagogiek op en in tandem met Verbist bouwt hij een internationaal netwerk uit van pedagogische wetenschappers waarin hij zelf een sleutelpositie bekleedt. In 1953 al organiseert hij in Gent een International Congress for Teaching Educational Sciences in Universities. Daaruit groeit het International Secretariat for the University Study of Education, waarvan Robert Plancke permanent het directeurschap zal waarnemen. In 1957 wordt hij eveneens benoemd tot voorzitter van de in datzelfde jaar opgerichte International Association for the Advancement of Educational Research. In 1961 behoort hij tot de stichtende leden van de Comparative Education Society in Europe. Bijna gelijktijdig start hij met de publicatie van het internationaal tijdschrift Paedagogica Historica, met als doel ‘de basis te leggen van een algemene en vergelijkende geschiedenis van de opvoeding’. Vijftien jaar lang zal Plancke met de hem zo kenschetsende stiptheid en onverzettelijkheid nummer na nummer van Paedagogica Historia tot stand brengen.

Tandem Bouckaert-Plancke

De zin om te beheren en te organiseren wordt door zijn collega’s sterk gewaardeerd. Na zijn bevordering tot gewoon hoogleraar in 1950 volgt snel de verkiezing als secretaris en dan als decaan van de faculteit Letteren en Wijsbegeerte. In 1961, het jaar waarin de Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid aan de regering adviezen verstrekt over de toekomst van onze universiteiten, krijgt Jean Jacques Bouckaert, decaan van de faculteit Geneeskunde, de leiding van de Gentse universiteit. Hij kan rekenen op Plancke die in hetzelfde jaar verkozen is tot ondervoorzitter van de Raad van Beheer, een functie die vanaf 1971 overgaat in een vice-rectorschap. Beiden hebben veel ervaring opgedaan door hun buitenlandse contacten en willen nu samen bijdragen tot de uitstraling van de Gentse universiteit.

Permanente revolutie van de universitaire instellingen en structuren

Hun eerste wapenfeit is het verzet tegen de universitaire expansie. Vooral de plannen om nieuwe universiteiten op te richten in West-Vlaanderen en Antwerpen, wat ongetwijfeld repercussies zou hebben op de instroom van studenten in Gent, bestrijden ze krachtdadig. Het universitaire landschap is niet gebaat bij een dure decentralisatie, zo luidt hun argument. Als pedagoog voorspelt Plancke dat het onderwijs- en onderzoekspeil onmogelijk kan gehandhaafd worden door de bloedarmoede aan studenten en wetenschappelijk personeel die een spreiding met zich meebrengt. De bestuurders krijgen massale steun van de personeelsleden en Gentse studenten. Tevergeefs: in april 1965 keuren regering en parlement de maatregelen goed in verband met de “universitaire expansie”. Bouckaert en Plancke worden intussen, binnen hun instelling, op handen gedragen. Als blijk van erkentelijkheid verkiest de academieraad, in mei 1965, hen met een grote meerderheid en onder luid applaus opnieuw voor een ambtsperiode van vier jaar, respectievelijk als rector en als ondervoorzitter.

Na het feestelijk intermezzo van 150 jaar UGent in 1967 en tussen het opvolgen van de vele bouwdossiers door, wordt het duo in maart 1969 geconfronteerd met hevige studentenprotesten. Net als andere Westerse universiteiten kent de UGent een periode waarin protesten, betogingen en bezettingen van het rectoraat en de Blandijn elkaar in golven opvolgen. Hoewel Plancke als doorwinterde en pragmatische bestuurder geen tegenstander is van studenteninspraak heeft hij, noch de nieuwe rector Vandepitte, pasklare antwoorden op de eisen van de studenten om meer/gelijkwaardige inspraak en een anti-kapitalistische universiteit. In dezelfde periode legt de financieringswet de werking van de universiteit aan banden. Een wet die, opnieuw zoals Plancke voorziet, een stagnering van de universiteit zal betekenen.

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Ook aan het HIOW volgen in de jaren 1960 en 1970 de hervormingen elkaar op. De psychologische sectie diversifieert haar opleidingen en trekt het grootste deel van de studenten aan. Het HIOW slaagt er in 1969 eindelijk in te verzelfstandigen tot Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Het maakt een einde aan de stiefmoederlijke relatie met de faculteit Letteren & Wijsbegeerte. Plancke gaat in 1976 op emeritaat. Vijf jaar later ontvangt hij voor zijn zeventigste verjaardag uit handen van zijn collega’s een bundel getuigenissen en artikels, tekenend voor de appreciatie die ze voor hem hebben. Plancke overlijdt op 81-jarige leeftijd in 1993.

Karel De Clerck
Voormalige Vakgroep Historische Pedagogiek,
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen
8 mei 2015

 

Hoe verwijs je naar dit artikel?
De Clerck, Karel. "Plancke, Robert (1911-1993)." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 27.05.2015.  www.ugentmemorie.be/personen/plancke-robert-1911-1993.

Bibliografie

www.UGentMemorialis.be

“Robert Plancke (1911).” In Theo Luykx (red.). Rijksuniversiteit te Gent. Liber memorialis 1913-1960. I Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, 435-437. Gent: RUG. Rectoraat, 1960. (www.UGentMemorialis.be)

“In Memoriam Dr. R. L. Plancke.” Paedagogica Historica, 29, nr. 2 (1993): 640-645.

Coetsier, L., R. Plancke, S. Sanders. Rijksuniversiteit Gent : 1817-1967. Gent: RUG, 1967.

De Clerck, Karel en Jacques Souvage. “Professor Dr. R. L. Plancke: A Tribute” Paedagogica Historica, 16, nr. 1(1976): 5-20.

De Clerck, K. en H. Van Daele (red.). Professor Plancke 70. Getuigenissen en bijdragen. Gent: Centrum voor de Studie van de Historische Pedagogiek, 1981. 

 

Type persoon: 
Deel deze pagina: 

Herinneringen

Professorenwijsheid van Robert Plancke na 12 jaar bestuurservaring

"Als ze beginnen over het belang van het onderwijs en de wetenschap en het voordeel voor de studenten moet ge U altijd, altijd, afvragen: welke vuile smeerlapperij wordt nu uitgehaald?"

Deze wijsheid over professoren wordt u gebracht door professor Robert Plancke (1911-1993). En hij kon het na 12 jaar aan de UGent-top weten.
(uit: H. Van Acker. "Twaalf jaar universitair beheer." In K.De Clerck en H. Van Daele (red.). Professor Plancke 70. Getuigenissen en bijdragen, 25. Gent: Centrum voor de Studie van de Historische Pedagogiek, 1981.)

Marie-Louise Van Herreweghe getuigt over haar leermeester.

Maar ondanks deze verantwoordelijkheden bleef hij met de warmte van zijn gemoed gebonden aan het Hoger Instituut voor Opvoedkundige Wetenschappen, later de Faculteit Psychologische en Pedagogische Wetenschappen. Daar had hij voor het eerst de contacten gelegd met de universiteit, daar had hij noden ontdekt, bepalend voor de toekomst van de volgende generaties, daar had hij geëvalueerd hoe hij optimaal in "dienst" kon zijn van de universiteit, van de pedagogische wetenschappen, en van een universitaire pedagogiek dank zij haar internationale uitwisseling. Professor Dr. R.L. Plancke is nu 70. Velen heeft hij gevormd, en een richting gewezen. Zijn taak was niet gemakkelijk, zijn ambitie trouwens niet klein. Maar zijn realisaties in zijn geschriften en in de brok geschiedenis 1945-1975 van onze Alma Mater zijn onomwonden: groot!

(uit: Marie-Louise Van Herreweghe. "R.L. Plancke, mijn professor aan de Rijksuniversiteit te Gent." In K.De Clerck en H. Van Daele (red.). Professor Plancke 70. Getuigenissen en bijdragen, 21-24. Gent: Centrum voor de Studie van de Historische Pedagogiek, 1981.)