De Vleeschauwer, Herman (1899-1986)

De wijsgeer en opvoedkundige Herman De Vleeschauwer verwierf internationaal faam als kenner van de filosoof Kant. Zijn ideeën over ‘volk’ en de autoritaire opvoeding krijgen politiek uiting in het lidmaatschap van het Vlaams Nationalistisch Verbond en de nationaalsocialistische beweging ‘De Vlag’. Onder Duitse bezetting wordt hij secretaris-generaal van het hoger onderwijs. Na de Tweede Wereldoorlog wordt hij omwille van zijn collaboratie ter dood veroordeeld. Hij vlucht naar Pretoria, waar hij tot 1966 professor is aan de Universiteit van Zuid-Afrika (UNISA).

Een blitzcarrière aan de UGent

De Dendermondenaar Herman de Vleeschauwer studeert wijsbegeerte en geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Gent en behaalt in 1923 zijn doctoraat in de wijsbegeerte met een werk over de Duitse filosoof Rudolf Christoph Eucken. Vanaf 1925 is hij docent aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte en in 1934 promoveert hij tot gewoon hoogleraar. Tijdens zijn carrière aan de Rijksuniversiteit Gent geeft De Vleeschauwer algemeen wijsgerige vakken, vakken over logica en geschiedenis van de wijsbegeerte alsook opvoedkundige vakken.

Kantkenner

Het denken van De Vleeschauwer is sterk beïnvloed door het werk van Immanuel Kant. Hij maakt belangrijke bijdragen aan het onderzoek naar deze denker, en is onder andere lid van de redactie van Kant-Studien. Zijn driedelige werk over de Transcendentale deductie (1934-1937) is zijn belangrijkste bijdrage op dit gebied, waarvoor hij tot ver buiten de landsgrenzen op erkenning kan rekenen. Kants bevindingen over kennis (voornamelijk de noodzakelijkheid van a priori denkschema’s als mogelijkheidsvoorwaarde voor kennis) beschouwt De Vleeschauwer als gegeven en een vertrekpunt voor verder onderzoek. Zo gebruikt hij bij zijn kritiek van de thomistische wijsbegeerte (een onderwerp waar hij ook erg vertrouwd mee is) Kant als maatstaf voor de levensvatbaarheid van het neothomisme dat op dat moment de dominante stroming is aan het Hoger instituut voor Wijsbegeerte van de KULeuven. Verder maakt hij ook een aantal belangrijke bijdragen over het werk van René Descartes en Arnold Geulincx.

Geschiedkundige van de Wijsbegeerte

Waar de Transcendentale Filosofie zijn leidraad vormt op kennistheoretisch vlak, doet De Vleeschauwer beroep op de ‘Völkische’ gedachte als maatstaf voor een goed begrip van de geschiedenis. Een volk is voor De Vleeschauwer de overkoepelende eenheid van een gemeenschap van mensen met een gedeelde ‘bloed-bodem’, taal en geschiedenis. Dit idee van ‘volk’ doet bij hem niet enkel dienst als verklarend principe voor het doorgronden van een bepaalde tijdsgeest (wat hijzelf aanduidt als de ‘geestelijke dominant’ van een bepaalde periode), het cultiveren van de ‘volkswil’ bij mensen is ook dé manier om de voor hem noodzakelijke maatschappelijke en culturele hervormingen door te voeren. Het cosmopolitisme van de moderne periode en de heerschappij van het individualisme hebben gefaald: het individu blijft leeg en alleen achter en enkel de inbedding in een volk kan mensen nog een perspectief voor de toekomst bieden. Zijn impact op meer maatschappelijk gebied hangt nauw samen met dit principe van volk.

Opvoedkundige met politiek engagement

Vanaf 1937 geeft De Vleeschauwer aan de Universiteit Gent een aantal vakken over opvoedkunde aan het Hoger Instituut voor Opvoedkunde (HIO, 1927). In dezelfde periode maakt hij een aantal bijdragen aan Volk en Staat, het dagblad van het Vlaams Nationalistische Verbond (VNV) waaruit zijn ideeën op gebied van opvoeding duidelijk kunnen worden afgeleid. Het is zijn ambitie om de bestaande instituties te hervormen in lijn met het nieuwe cultuurideaal van een volk dat zich bewust is van zijn eenheid. Het grootste potentieel voor deze hervormingen ligt bij de jeugd; de volwassen generatie hangt nog te zeer vast aan de ‘oude’ waarden en zij moeten bijgevolg op autoritaire wijze ontvankelijk gemaakt worden voor de nieuwe idealen, zij vormen een ‘overgangsgeneratie’. Het komt er op aan de jeugd te doordringen van de volkswil via onderwijs en vooral ook jeugdbewegingen. De focus van het onderwijs op ‘veelweterij’ en ‘levenloze kennis’ vindt hij achterhaald; wat onderwezen wordt aan onze jeugd moet een afspiegeling vormen van de duidelijke behoeften van het volk. Het hoger onderwijs is volgens De Vleeschauwer nog te zeer een standenvoorrecht en hoewel studie en wetenschap een ‘nationale plicht’ zijn, zouden enkel zij die het waard zijn, die de fysieke en mentale capaciteit bezitten en doordrongen zijn van de volkswil, toegelaten mogen worden voor hogere studies.

Secretaris-Generaal voor het Hoger Onderwijs

Vanaf november 1940 is De Vleeschauwer Secretaris-Generaal voor het Hoger Onderwijs, omzeggens de minister van onderwijs in oorlogstijd, en dat stelt hem in staat om zijn opvoedkundige opvattingen in de praktijk om te zetten. In datzelfde jaar ondertekent hij een omzendbrief waarmee hij verklaarde niet-joods te zijn, een verordening die uiteindelijk de bedoeling had Joodse professoren uit te sluiten van de universiteit. Tijdens de bezetting neemt de Duitsgezindheid van De Vleeschauwer toe en hij ruilt het Vlaams Nationalistisch Verbond voor het radicalere De Vlag. Zijn collaboratie met de bezetter stuit verschillende malen op verzet van de studenten die onder andere zijn Hitlergroet aan het begin van de les maar weinig kunnen smaken. Soms neemt dat verzet een ludieke vorm aan, maar niet altijd: uit protest tegen zijn goedkeuring van gedwongen arbeid wordt hij door een groep eerstejaarsstudenten uit een les gezet en moest de SS-politie optreden om hem te beschermen.

Vlucht naar Zuid-Afrika

Bij de bevrijding van België in september 1944 duikt De Vleeschauwer onder en vlucht naar Zwitserland van waaruit hij via contacten naar mogelijke oplossingen zoekt voor zijn situatie. Voor zijn lidmaatschap aan het VNV en De Vlag, voor zijn rol in het verspreiden van het nationaalsocialistische gedachtengoed en in het algemeen voor zijn collaboratie met de vijand, wordt Herman de Vleeschauwer na de Tweede Wereldoorlog bij verstek ter dood veroordeeld. Uiteindelijk migreert hij in 1955 naar Pretoria, Zuid-Afrika, waar hij tot aan zijn pensionering in 1966 tewerkgesteld blijft aan de universiteit van Zuid-Afrika (UNISA). Hij doceert er vakken over wijsbegeerte en bibliotheekwetenschappen en herneemt zijn academische carrière.
In de University of Johannesburg bevindt zich nog steeds de Collectie De Vleeschauwer met 8000 titels die hij met zich meebracht naar Zuid-Afrka maar waarvan de herkomst twijfelachtig is.

Dwino Morren
Masterstudent Wijsbegeerte UGent
Egon Vlerick 
Master Wijsbegeerte
Gertrudis Van de Vijver
Vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen UGent
12 februari 2016

 

Hoe verwijs je naar dit artikel?
Van de Vijver, Gertrudis, Dwino Morren en Egon Vlerick. “De Vleeschauwer, Herman (1899-1986).” UGentMemorie. 12.02.2016.

Beknopte bibliografie van De Vleeschauwer

La déduction transcendantale dans l'oeuvre de Kant. Antwerpen : De Sikkel, 1934–1937.
•    Band I: La déduction transcendantale avant la Critique de la Raison Pure, 1934.
•    Band II: La déduction transcendantale de 1781 jusqu'à la deuxième édition de la Critique de la Raison Pure (1787), 1936.
•    Band III: La déduction transcendantale de 1787 jusqu'à l'opus postumum, 1937.

René Descartes, levensweg en wereldbeschouwing. Antwerpen en Brussel: Standaard-boekhandel, 1937. (Philosophische bibliotheek)

Humanistische Cultur. Vier studien op het gebied van het hedendaagsche geestesleven. Brussel: De Lage Landen, 1942.

Bibliografie

www.UGentMemorialis.be

De Wever, Bruno. Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945. Tielt: Lannoo, 1994.

Martin, Dirk. De rijksuniversiteit Gent tijdens de bezetting 1940-44 Leven met de vijand. Gent: Archief van de RUG, 1985.

Dick, Archie L. “Scholarship, identity and lies: the political life of HJ de Vleeschauwer, 1940-1955.Kleio 34 (2002, jan) 5-27.
Volk en Staat, 1940-1945.

Deel deze pagina: 

Herinneringen

Vragen bij de 2de carrière in Zuid Afrika

"Why Belgian-born Herman de Vleeschauwer, who was condemned to death for Nazi collaboration in the Second World War, could rise to such a prominent position at South Africa’s oldest and largest university remains a mystery."

Zo concludeert Archie Dick (Department of Information Science, University of Pretoria) in zijn boek The Hidden History of South Africa’s Book and Reading Cultures.

De Vleeschauwer doet zijn beklag bij rector De Smet over het gedrag van de studenten.

Ik heb besloten mijn colleges niet te hervatten vooraleer ik van geheel het aanwezige auditorium de noodige excuses heb ontvangen, die tegelijkertijd de verzekering inhouden dat er voortaan voor, binst en na mijn lessen volmaakte stilte zal geobserveerd worden en vooraleer U afdoende maatregelen zult willen treffen die de herhaling ervan onmogelijk zullen maken.

Herman De Vleeschauwer in een brief aan rector De Smet na aanhoudend studentenrumoer met 'instrumenten van klein-muziek' tijdens zijn les op 9 november 1942.
(Op.cit. Martin, Dirk. De rijksuniversiteit Gent tijdens de bezetting 1940-44 Leven met de vijand, 56. Gent: Archief van de RUG, 1985.)

Zingend verzet van studenten

"Het verzet moest niet altijd ernstig zijn, het kon ook humoristische trekken vertonen. Dat was het geval bij de lessen van professoren Herman De Vleeschauwer en Jan Fransen. (...) Beide professoren stonden bekend om hun Duitse sympathieën. Voor het begin van hun college zongen honderden studenten, zowel zij die de les moesten bijwonen als anderen, allerlei vaderlandslievende liederen. De eerste keer werd de Marseillaise gezongen. (...) De week daarop zongen de studenten It’s a long way to Tipperary. De derde week zongen de studenten de Britse nationale hymne God save the Queen, en tijdens de vierde week kwamen de Verenigde Staten aan de beurt met de mars Stars en Stripes. De vierde keer waren handlangers van de bezetter aanwezig die, samen met de Verbondswacht van het Gents Studentenverbond, hardhandig optraden tegen de zingende studenten.
Maar aan dit optreden van de studenten werd door vriend en vijand veel aandacht besteed, zowel binnen als buiten de universiteit. De universiteit stond weer in rep en roer want het nieuws van de zingende studenten had zich als een lopend vuurtje verspreid. Vanaf de tweede keer verzamelden professoren zich in een lokaaltje om met veel genoegen naar het gezang te luisteren."

(Karel Poma, op.cit. Student in het verzet. Mijn herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog, Gent, 2010, pp. 69-70.)