Coetsier, Leo (1908-1968)
Leo Coetsier zette zich zijn hele leven lang in voor de methode en organisatie van studie- en beroepsoriëntering van jongeren. Hij anticipeerde met zijn onderzoek op de impact van de immense instroom in het middelbaar en hoger onderwijs van de naoorlogse generatie. In zijn Laboratorium en Seminarie voor Toegepaste Psychologie ontwikkelde hij een heel aantal psychologische testen en verzamelde hij doorstromingsstatistieken voor het onderwijs. Hoewel Coetsier psychologie enkel in zijn toegepaste vorm benaderde, legt hij met de studierichting Beroepsoriëntering en –selectie, de basis voor de latere licentieopleiding psychologie en de aparte sectie psychologie. Uit zijn labo voor Toegepaste Psychologie groeit de psychodiagnostiek, de studierichting bedrijfspsychologie en personeelsbeleid en de vakgroep Personeelsbeleid, Arbeids- en Organisatiepsychologie.
Een - gelukkig - mislukte studieoriëntering
Leo Coetsier wordt geboren op 26 juli 1908 in een klein landbouwersgezin in Ruien in de Vlaamse Ardennen. Na het lager onderwijs in zijn geboortedorp volgt hij tot 1925 lager secundair onderwijs aan de Rijksmiddelbare school te Ronse. Geadviseerd door zijn leerkrachten neemt hij deel aan de toelatingsproef voor de studies voor onderwijzer maar komt bij vergissing terecht bij de proef voor regent wetenschappen. Met succes! Hij studeert af aan de Rijksmiddelbare Normaalschool van Gent in 1928 en geeft een aantal jaren les in het lager middelbaar onderwijs. Sterk geëngageerd in dat onderwijs doet Coetsier inspanningen om de methodologie van het onderwijs in de wetenschappelijke vakken te optimaliseren. Onder impuls van zijn vroegere normaalschoolleraar, en toekomstig rector van de UGent, Jan Gillis publiceert hij met zijn collega Dujardin een tiental leerboekjes in de “natuurwetenschappen” voor het middelbaar onderwijs. Onder die invloed zet Coetsier de stap naar verdere academische vorming en wordt in 1930 licentiaat in de opvoedkundige wetenschappen aan het Katholiek Hoger Instituut voor Opvoedkunde te Gent (1930).
De grens tussen opvoedkunde en psychologie
Coetsier zet zijn studies verder aan het nieuwe Hoger Instituut voor Opvoedkunde aan de UGent. Onder de leiding van Jan Frans Fransen doctoreert hij er in 1939 in de Opvoedkundige Wetenschappen met het proefschrift Beroepsoriëntering in België. In een context van diversificatie van de arbeidsmarkt, een stijgend opleidingsaanbod en sociale mobiliteit, buigen Coetsier en Fransen zich over de vraag hoe jongeren (be)geleid kunnen worden naar de voor hen meest haalbare studie en interessante functie. De persoonlijkheidsontwikkeling van het kind en de adolescent is hierin een belangrijk aandachtspunt. De privé-initiatieven voor beroepsoriëntering volstaan volgens Coetsier niet langer en hij stelt een netwerk van overheidscentra voor studievoorlichting voor. Coetsier krijgt voor zijn proefschrift de prijs ‘de Keyn’ van de Koninklijke Akademie van België en gaat in 1943 aan de slag als assistent van Fransen in het Laboratorium voor Experimentele Zielkunde.
Beroepsoriëntering en studieadvies
De inspanningen van Coetsier en Fransen monden 1947 uit in een licentiaatsopleiding School- en Beroepsoriëntering die naast de opvoedkundige opleiding wordt aangeboden aan het, voor de gelegenheid hernoemde, Hoger Instituut voor Opvoedkundige Wetenschappen (HIOW). Tegelijkertijd met de start van de opleiding Beroepsoriëntering openen in België de eerste PMS-centra voor studieoriëntering. In een context van naoorlogse wederopbouw erkent de Staat dat de twee onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
Coetsier doceert vanaf 1948 verschillende vakken aan het HIOW en richt in hetzelfde jaar de Universitaire Dienst voor Beroepsoriëntering op waar de studenten stage kunnen lopen. Net als in de privé-bureaus biedt de dienst beroepsadvies, maar dan gebaseerd op wetenschappelijke methode en analyse. De opleiding kan omwille van de duidelijke jobopportuniteiten snel veel studenten aantrekken. Als in 1954 het Belgische studiebeurzensysteem uitbreidt en de ‘democratisering’ van het hoger onderwijs start, opent Coetsier de Universitaire Dienst voor Studieadvies. Leerlingen en studenten krijgen er op wetenschappelijk onderzoek gesteund advies of psychologische begeleiding. Ook hier gaan dienstverlening en praktijkervaring voor personeel en studenten hand in hand.
Testbatterijen voor sociale mobiliteit
De zoektocht van Coetsier naar een wetenschappelijk verantwoorde oriëntering van jongeren steunt op een diep doorvoelde sociale motivatie. Hij wil sociale mobiliteit in Vlaanderen mogelijk maken via studie- en beroepskeuze en het is zijn roeping om menselijk potentieel optimaal te valoriseren. Het werk en de retoriek van priester Jozef Cardijn (1882-1967) zijn een duidelijke inspiratiebron. Via radio- en televisieoptredens mobiliseert hij de publieke opinie voor de problemen van het onderwijs.
Gevormd in de natuurwetenschappen hanteert Coetsier ook als psycholoog een wetenschappelijke en metrische benadering. De eerste, in 1945, is de Collectieve Intelligentieschaal die voor leerlingen in ‘schakeljaren’ (het laatste jaar lager onderwijs en het laatste jaar van de lagere middelbare cyclus) niveaus afbakent die correleren met algemene en technische studierichtingen. Met zijn medewerkers bouwt Coetsier in het Labo voor Toegepaste Psychologie verder aan kwaliteitsvolle meetinstrumenten voor de psychodiagnostiek. De Geschiktheidsbatterij voor het einde van het Lager en het begin van het Secundair onderwijs is voor het begaafdheidsonderzoek een methodologische prestatie. De Frustratiestudie voor de jeugd is als Belgisch instrumentarium voor persoonlijkheidsonderzoek uniek en trendsettend.
Coetsier voor universitaire expansie?
Coetsier begrijpt dat psychodiagnostiek en school- en beroepsinformatie alleen niet volstaan voor de oriëntering van jongeren. Er is ook nood aan kennis en data rond slaag- en beroepskansen. Vanaf 1958 wijdt hij zijn energie aan statistisch gefundeerde doorstromingsrapporten over de arbeidsmarkt- en onderwijs. Zijn onderzoek over de participatie van Vlaamse jongeren aan het hoger onderwijs is een belangrijk argument voor de zogenaamde ‘universitaire expansie’ in 1965. Het is ironisch genoeg juist de Gentse universiteit die zich met hand en tand verzet tegen de uitbreiding van het universitaire landschap met campussen in Antwerpen en Kortrijk. Coetsier is wel een voorstander van de oprichting van de Antwerpse universiteit, maar niet om er ook alle studierichtingen aan te bieden. Het is volgens hem de enige manier om het verschil in doorstroming van Vlaamse en Waalse leerlingen naar het hoger onderwijs weg te werken.
Een sociaal geïnspireerde doordrijver
Een workaholic. Idealistisch in zijn geloof dat onderwijs de toegang is tot sociale mobiliteit, is Coetsier een doordrijver die via zijn ernst zijn omgeving aanzet tot analyse en tot werken.
Zijn medewerkers zien hem als een werkpaard dat erg veeleisend is ten overstaan van zijn equipe. Het wetenschappelijk personeel percipieert Coetsier als iemand bij wie men veel over het vak kan opsteken en die als “patron” als eerste op het werk was en de laatste om te vertrekken. Bij de studenten is hij gewaardeerd als een uitstekend gedocumenteerde lesgever en om zijn praktijkbenadering en psychometrische inzichtsvragen.
Een graag gezien bestuurder
Tijdens de loopbaan van Coetsier evolueert de psychologie van een hulpwetenschap voor de opvoedkunde tot een zelfstandige discipline in België. Hoewel hij zich zelf beperkte tot de toegepaste psychologie draagt hij met zijn werk en engagementen bij tot die evolutie. Hij is stichtend lid en voorzitter van de Belgische Vereniging voor Psychologie en bestuurslid van de International Association of Applied Psychology. Zijn maatschappelijk engagement vertaalt zich in lidmaatschappen in o.a. het Interuniversitair Centrum voor Jeugdproblematiek en de adviesraad Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen.
Aan de UGent is Coetsier is een van de vormgevers van het HIOW en ligt hij aan de basis van een aparte sectie psychologie. Hij heeft zeer veel inspanningen geleverd voor de groei naar een zelfstandige Faculteit in de Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Hij heeft de voltooiing van het proces in 1969 niet meer meegemaakt. Hij sterft op 59-jarige leeftijd op 31 maart 1968.
Stefan Lievens
Hoogleraar psychologie UGent
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen UGent
26 mei 2015
Hoe verwijs je naar dit artikel?
Lievens, Stefan. "Coetsier, Leo (1908-1968)." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 26.05.2015. www.ugentmemorie.be/personen/coetsier-leo-1908-1968.
Bibliografie
“Leo Coetsier (1948).” In Rijksuniversiteit te Gent. Liber memorialis 1913-1960. IV Faculteit der wetenschappen. Faculteit der toegepaste wetenschappen, uitgegeven door Theo Luykx, 245-251. Gent: RUG. Rectoraat, 1960.
Coetsier, Leo. Toegepaste psychologie een vijfentwintigjarig initiatief. Gent: RUG. Dienst voor studieadvies, 1965.
De Clerck, Karel. 75 jaar pedagogische wetenschappen aan de Gentse universiteit. Uit het verleden van de RUG, 43. Gent: Archief RUG, 2002.
De Vriendt, Johan. “Jozef Cardijn – zien – oordelen – handelen.” Socius. Geraadpleegd 30.04.2015. www.socius.be/Jozef+Cardijn+-+zien-oordelen-handelen.
Fierens, Sare. “De ontwikkeling van de psychologie in de experimenteerschool van de pedagogie. Een geschiedenis van de psychologische wetenschappen aan de Gentse universiteit (1927-1990).” Masterproef, Universiteit Gent, 2013.
Verhulst, Adriaan. “In memoriam Prof. Dr. Leo Coetsier.” De Vlaamse Gids, 52, nr. 5 (1968): 5-6.
Sacré, Patrick. Historiek van de PMS-Centra : bijdrage tot de studie van de geschiedenis van de PMS-begeleiding in België. Brussel: VUB press, 1993.
(samenvatting: http://www.ond.vlaanderen.be/clb/Documenten/CLB-medewerker/Korte_historiek_CLB.pdf)
Publicaties van Coetsier
De psychodiagnostiek
Nieuwe normen bij het intelligentieonderzoek. Deinze: Caecilia, 1945.
“Frustratiestudie voor de jeugd.” Psychologica Belgica, 4 (1957): 43-48.
Differentiële geschiktheidsbatterij voor het einde van het lager en de aanvang van het secundair onderwijs. Deinze: Caecilia, 1957. (met M. Geenens-Thurman en P. Coetsier)
De doorstromingproblematiek omtrent de arbeidsmarkt- en onderwijs
Derde raming betreffende hoger universitair en niet-universitair, secundair algemeen vormend en technisch onderwijs: richtingen, evolutie en regionale spreiding. Gent: RUG, Laboratorium voor Toegepaste Psychologie, 1964. (met E. Vansteenkiste)
Doorstroming naar de universiteit, probleem van laag en hoog. preadvies opgesteld in opdracht van de Commissie hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van de Kultuurraad voor Vlaanderen. Antwerpen: Krol & Courtin, 1963. (met A. Bonte)
Homogeniteit en heterogeniteit van de examenuitslagen der eerste kandidatuur: interuniversitaire en interdisciplinaire vergelijking. Gent: RUG. Laboratorium voor Toegepaste Psychologie, 1964. (met H. Picard)
De bedrijfspsychologie
“Het psychologisch geschiktheidsonderzoek en zijn betekenis voor arbeider en bedrijf.” Technisch-wetenschappelijk Tijdschrift, 12, nr. 1 (1943): 1-6.
Vers une nouvelle communauté d’entreprise par un travail humainement justifié. Brussel: Office Belge pour l’accroisement de la productivité, 1961. (met E. Van Steenkiste).
“The economic, social and cultural aspects of industrial society in Western Europe.” In Report of the European Seminars on Industrial Personnel Departments, 26-38. Genève: Verenigde Naties, 1961.