De Coster, William (1920-2001)
Het beroepsleven van kinderpsycholoog William De Coster speelde zich af in drie werelden: in de UGent was hij pionier van het onderwijs en onderzoek in de psychologie, in België was hij promotor van een aantal ingrijpende sociaal-pedagogische initiatieven en in Noord- en Midden-Afrika engageerde hij zich voor ontwikkelingssamenwerking. Het is moeilijk te zeggen welke van deze drie het overwicht heeft gehad, maar dat overal successen werden geoogst is wel duidelijk.
William De Coster wordt in 1920 te Gent geboren in een oud herenhuis op de Elyzeese Velden en wordt vrij vroeg halfwees. Hij behaalt zijn regentaat aan de Normaalschool van Gent in 1939 en start zijn loopbaan als leraar wiskunde in het voortgezet technisch onderwijs. In oorlogstijd behaalt hij het licentiaat in de pedagogische wetenschappen (1944) aan het Hoger Instituut voor Opvoedkunde (HIO) van de UGent. Hij maakt er zijn doctoraat (1950) bij de pedagoog Emiel Verheyen in diens Laboratorium voor Experimentele en Psychologische Pedagogiek.
De pedagoog wordt psycholoog
Na omzwervingen langs Libanon en Belgisch-Congo volgt De Coster in 1957 Jan Frans Fransen op als docent en directeur van het Laboratorium voor Experimentele Psychologie. De heroriëntering van zijn activiteiten van de pedagogische naar de psychologische wetenschappen verloopt parallel aan de ontwikkeling en verzelfstandiging van de psychologische sectie binnen het (intussen omgedoopte) Hoger Instituut voor Opvoedkundige Wetenschappen (HIOW). Een verlaten van één discipline voor een andere zal het nooit worden. De nieuwe professor in de psychologie geeft door de omdoping van zijn 'Laboratorium en Seminarie voor Experimentele, Differentiële en Genetische Psychologie’ te kennen dat hij de laatste twee deeldisciplines minstens zo belangrijk vindt als de eerste.
Mammoetleerstoel
Naarmate de hervormingen binnen de opleiding en de specialisaties binnen de psychologische wetenschappen elkaar opvolgen, ontstaat voor De Coster een absurd brede onderwijsopdracht. Hij drukt zijn stempel op de grote programmahervormingen van 1964 en 1971 aan het HIOW die de facto steeds een uitbreiding van de psychologische opleidingen betekenen. Pas in 1984, twee jaar voor zijn emeritaat, zal een einde komen aan de mammoetleerstoel van De Coster door een gedeeltelijke overdracht aan professoren Remi Baekelmans en Leni Verhofstadt-Denève. Uit zijn leerstoel zullen de studierichtingen theoretische en experimentele psychologie en ontwikkelings- en klinische psychologie groeien.
-
Samen met mijn jaargenoten ben ik als licentie-student, getuige geweest van die eerste periode van inwerking in de nieuwe zware opdracht. Van beide kanten was het wat aftasten en de best passende houding zoeken. Als ik mijn geheugen mag betrouwen, bouwde de nieuwe prof vrij vlug een behoorlijk prestige op bij de studenten, die hem als één van de betere lesgevers beschouwden. Als studenten waren we vanzelfsprekend niet op de hoogte van alle inspanningen die geleverd werden om een nieuwe dienst uit te bouwen, maar we beseften toch wel ergens dat de opdracht voor één man zwaar uitviel.
Het Laboratorium voor Experimentele, Differentiële en Genetische Psychologie
Het onderzoek, het onderwijs en het dienstbetoon van het psychologisch laboratorium breiden onder De Coster voortdurend uit. Hij richt het labo in met de laatste technische snufjes zoals observatieruimtes met one-way-mirrors, een intern videocircuit om de lessen te illustreren met rechtstreekse of opgenomen experimenten en een computer om onderzoeksresultaten te verwerken. Verschillende van zijn doctoraatsstudenten zullen later zelf professor worden aan de faculteit: Leni Verhofstadt-Denève, Remi Baekelmans, André Van Dierendonck, Roger Parmentier, Paulette Van Oost, Ivan Mervielde en Geert De Soete.
-
Eens afgestudeerd, werd ik opgenomen in de dienst en ik ben er verder ook gebleven, eerst enkele jaren als navorser en assistent, daarna als geassocieerd docent en hoogleraar. Zo heb ik William De Coster -Willy voor de vrienden- eerst als diensthoofd, dan als collega, maar vooral als mens verder leren kennen. Er ontstond al vrij vlug een vriendschappelijke verhouding, die ook stand hield als de zaken wat minder vlot liepen.
Willy, zoals ik hem dus mocht noemen, was een zoekend, ietwat onzeker mens, onzeker onder meer vanwege hoge morele standaarden, waarvan hij zich voortdurend afvroeg of hij er wel aan voldeed. Het maakte hem kwetsbaar en gevoelig zowel voor waardering als voor kritiek, van welke kant ook. Humor en zelfrelativering lagen moeilijk, behalve in uitzonderlijke momenten van ontspannen samenzijn met intimi.
Alle onderzoeksprojecten van De Coster passen binnen zijn belangstelling voor psychopedagogische problemen en de ambitie om iets duurzaams te verwezenlijken. Hij richt in 1965 een Interuniversitair Centrum voor Ontwikkelingspsychologie op dat onderzoek doet naar attitudes en motivatie bij miliciens, leerlingen van normaalscholen, jonge delinquenten en adolescenten uit diverse sociale lagen. Hij zet een intense samenwerking op met de kinderkliniek van het Academische Ziekenhuis waar hij en zijn medewerkers patiëntjes psychologisch onderzoeken, begeleiden en behandelen.
-
In een tijd, dat de universiteit vaak terecht het verwijt kreeg te veel als ivoren toren te functioneren, vond Prof De Coster dat een academicus ook ten aanzien van de bredere samenleving een missie had: dus psychologie moest in praktijk worden gebracht en in kinderpsychologie vond hij daartoe enkele geschikte gelegenheden. Hij zocht en vond samenwerking met de kindergeneeskunde om de medische behandelingen aan te vullen met psychologische ondersteuning van ouders en kinderen.
Kinderdagverblijf
Inspelend op de behoeften aan degelijke opvang van de kinderen van het universitair personeel en gedreven door zijn interesse voor de psychische ontwikkeling in de eerste levensjaren, overtuigt De Coster het universiteitsbestuur om in 1969 een model-kinderdagverblijf op te richten. Hij gaat in tegen de heersende mentaliteit inzake kindercrèches als noodoppas waar enkel voeding en hygiëne van tel zijn: het moet een pedagogisch stimulerend milieu zijn waar door actieve interactie met goed opgeleid personeel en in samenspraak met ouders, gunstigste voorwaarden worden geschapen voor de eerste ontwikkeling van het kind. Met zijn modelcréche is De Coster een van de weinige pioniers van de psychopedagogische vernieuwing van kinderdagverblijven in België.
-
Ik blijf dankbaar voor zijn onvoorwaardelijke en, achteraf gezien, doorslaggevende steun bij de oprichting van een onderzoeks-, documentatie- en vormingscentrum voor al wie dagopvang voor jonge kinderen aanbood. Hij nam er trouwens kort het eerste voorzitterschap van waar. De twee organisaties die er uit voortkwamen, Vernieuwing van Basisvoorzieningen voor Jonge Kinderen (VBJK) en VormingsCentrum voor Opvoeding en Kinderopvang (VCOK) bestaan nog steeds en hebben duidelijke invloed.
Bestrijding van kansarmoede
De Coster werpt zich met de steun van de Van Leer Stichting op de problematiek van de ontwikkelingshandicaps van sociale oorsprong. Hij onderzoekt met zijn medewerkers de opvoedingsfactoren in het gezin, het kinderdagverblijf en de kleuterschool en hun wisselwerking, die ertoe leiden dat tal van kinderen een moeilijk in te halen mentale en sociale achterstand oplopen. Het blijft niet bij studies alleen. Compensatieprogramma’s op het niveau van kleuter- en lagere school worden uitgetest evenals diverse strategieën om ouders meer te betrekken in het opvoedingsgebeuren op school. De Coster organiseert een vormingsactie bij het personeel van de Gentse kleuterscholen en de kinderdagverblijven. Het initiatief groeit uit tot een breedgedragen Vlaams vormingscentrum waar behalve De Coster ook kinderpsychologen van Leuven, Luik en Brussel hun schouders onder zetten. In pedagogische ondersteuningsdiensten van Gent en elders vindt men nog steeds sporen van de inspiratie die toen van deze onderzoekingen uitging.
Ontwikkelingssamenwerking
De Coster beperkt zijn dienstbetoon niet tot België. Zijn langdurige verblijven in Libanon tussen 1950 en 1955 als pedagogisch expert voor de UNESCO betekenen het begin van een jarenlang engagement in ontwikkelingssamenwerking. Als de UGent in 1956 Ganda-Kongo opricht, een hoofdzakelijk medisch ontwikkelingsproject in de Belgische kolonie, is De Coster bij de eersten om naar daar te gaan. Hij bestudeert er de mentaliteit en sociale structuren van de plaatselijke bevolking om tot werkbare ontwikkelingsstrategieën te komen. Ook tijdens zijn professoraat blijft De Coster talrijke zendingen vervullen voor het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking en de Van Leer Stichting in Centraal en Noord-Afrika. De Coster verankert zijn expertise in 1967 in een Interfacultair Studie- en Vormingscentrum voor Ontwikkelingssamenwerking waar afgestudeerden zich kunnen bekwamen in ‘ontwikkelingswerk’. Ook buiten de universiteit engageert De Coster zich als bestuurder en adviseur van de Interuniversitaire Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en de Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingsprogramma’s.
Bestuurder aan de universiteit en in de Belgische Vereniging voor Psychologen
Alsof zijn onderwijs-, onderzoeks- en dienstverlenende taken nog niet genoeg zijn, engageert De Coster zich van bij het begin van zijn loopbaan in het bestuur van de faculteit en universiteit. Als commissaris van de faculteit Letteren en Wijsbegeerte (L&W) heeft hij een belangrijk aandeel in de interne inrichting van de nieuwe gebouwen van de Blandijnberg (1959-) en twintig jaar later zal hij hetzelfde doen als bouwheer van het gebouw in de Dunantlaan voor de afgescheiden faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen (PPW). Voor de verzelfstandiging van het hoger instituut in 1969 heeft De Coster zich overigens fel ingezet als afgevaardigde in de Raad van Beheer (1965-1969, 1969-1971, 1977-1979). In dezelfde jaren 1960 en 1970 engageert De Coster zich in het bestuur van de Belgische Vereniging voor Psychologie. Hij leidt er onder meer de reorganisatie in een tweetalige structuur en ijvert voor een duidelijk statuut voor psychologen.
-
De verantwoordelijkheid dragen van een voortdurend uitbreidende dienst, of van de ganse faculteit, tijdens zijn decanaat, woog zwaar maar was tegelijkertijd een bron van zingeving aan zijn bestaan, zoals zijn gezin en zijn kinderen.
Het zwaar tillen aan verantwoordelijkheid leidde soms tot overdreven voorzichtigheid in zijn beleid en tot wat in zijn omgeving dan al gauw "halve maatregelen" werd genoemd, die echter meestal toch redelijk vlug bijgesteld werden.
William De Coster gaat met emeritaat in 1986 en sterft op tachtigjarige leeftijd in 2001. Zijn verwezenlijkingen zijn divers maar vertonen een duidelijke samenhang en wisselwerking. Centraal staat zijn streven om sociale handicaps in de mentale ontwikkeling te herstellen via opvoeding op diverse niveaus.
-
Men mag ons inziens over Prof. De Coster getuigen, dat hij zich niet voor mensen interesseerde om ‘aan psychologie te kunnen doen’, maar voor psychologie geïnteresseerd was om iets met en voor mensen te kunnen verwezenlijken.
Remi Baekelmans
Vakgroep Experimentele Psychologie
Leni Verhofstadt-Denève
Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids en Sociale Psychologie
1 juli 2015
Hoe verwijs je naar dit artikel?
Baekelmans, Remi en Leni Verhofstadt-Denève. “De Coster, William (1920-2001).” UGentMemorie. Laatst gewijzigd 01.07.2015. www.ugentmemorie.be/personen/de-coster-william-1920-2001.
Bibliografie
Deze tekst is een bewerking en aanvulling door Remi Baekelmans op:
Baekelmans, Remi en Leni Verhofstadt-Denève. “William De Coster: een biografische schets.” In: Ontwikkeling, persoonlijkhed en milieu: liber Amicorum William De Coster, uitgegeven door Remi Baekelmans en Leni Verhofstadt-Denève. Leuven: Acco, 1986, 17-25.
Website Bernard van Leer foundation: www.bernardvanleer.org