Stadsarchitecten
Gand, promenade pittoresque (1904) is een curieuze wandelgids voor de cultuurtoerist uit de Belle Epoque. De auteurs Paul Bergmans en Armand Heins zijn twee Gentenaren die onder andere via de Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten en de Universiteitsbibliotheek sterk begaan zijn met het culturele leven en de geschiedenis van de stad. In het stadsbeeld dat zij zien en presenteren, speelt de universiteit een belangrijke rol.
Een dubbel stadsbeeld
Het stadsbeeld dat Bergmans en Heins in deze gids presenteren is dubbel. Gent is een oude én moderne stad, schrijven ze, met trapgevelhuizen, middeleeuwse kerken en een heus Gravensteen, maar ook met elektrische trams, schitterende winkelpuien en ruime pleinen en boulevards, waaraan moderne architectuur verrijst. De auteurs zien een Gent dat afwisselt tussen ‘de vétustes recoins, tranquilles et solitaires’ en ‘des artères populeuses et toutes grouillantes de la fiévreuse activité contemporaine’. Ze lopen door straten waar oudheidkundige monumenten vlakbij fabrieken staan en waar ‘les plus audacieuses innovations des architectes d’aujourd’hui se dressent en face des chefs-d’oeuvre des constructeurs du moyen âge’. Telkens bestempelen ze Gent als een stad waar industriële ontwikkeling (‘het Manchester van het continent’) en het moderne leven hand in hand gaan met oude kunstgebouwen en monumenten. Al bij al levert dit een fraai stadsbeeld op, zeggen ze, waarin de oude en de in neostijlen opgetrokken nieuwe gebouwen naadloos op elkaar aansluiten.
Professoren bouwen de stad
In de constructie van dit negentiende-eeuwse stadsbeeld, zoals Bergmans en Heins het beschrijven, vervullen de Gentse professoren een belangrijke rol. Traditioneel wordt de functie van stadsarchitect immers gecumuleerd met een hoogleraarschap aan de universiteit. Achtereenvolgens bekleden twee toonaangevende bouwmeesters deze functies: Louis (of Lodewijk) Roelandt en Adolphe Pauli. Tussen 1835 en 1890 – een belangrijke periode in de stedenbouwkundige geschiedenis van Gent – bepalen ze als professoren-architecten mee de ontwikkeling van het stadsbeeld. Als stadsarchitect inspecteren ze de werken en restauraties aan het stedelijke gebouwenpatrimonium en ontwerpen ze zelf de belangrijkste nieuwbouwprojecten. Hun stem is gezaghebbend in de commissies en maatschappijen begaan met de stedelijke monumentenzorg. Via hun architectuuronderricht aan de ingenieursopleiding van de universiteit, maar ook aan de Academie voor Schone Kunsten, drukken ze hun stempel op generaties van Gentse architecten.
De kuip van Braun
Een van hun oud-leerlingen is Emile Braun, die vanaf 1879 als hoofdingenieur en later als burgemeester ingrijpende urbanistische werken laat uitvoeren die het aanschijn van de Gentse binnenstad fundamenteel veranderen. Het romantisch-middeleeuwse Gent dat door Braun wordt vrijgemaakt, is het best te bewonderen vanop de in 1913 door de Gentse hoogleraar Louis Cloquet voltooide Sint-Michielshelling.
Met het toeristenplan in de hand – bijvoorbeeld het Nouveau plan de la ville de Gand uit de gids van Bergmans en Heins – kan men dan verder. Wie kiest om via de Korenmarkt en Sint-Baafsplein naar het Zuidstation te kuieren, kan genieten van de brede lanen en de in pracht herstelde suite van monumentale gebouwen – van de Sint-Niklaaskerk tot aan het Duivelsteen. Wie daarentegen de Veldstraat inslaat, kan onderweg enkele van de aangestipte nieuwe voorbeelden van burgerlijke architectuur bewonderen. Ter hoogte van de Voldersstraat ziet men de neoclassicistische gevel van het ‘Paleis der Hoogeschool’, beter bekend als de Aula. Roelandt heeft dit gebouw in 1817 ontworpen naar de Parijse mode. De antieke referenties en monumentale afmetingen verlenen nog steeds grandeur aan deze academische instelling in het hart van de stad. Even verderop staan de imposante gebouwen die Roelandt twee decennia later zal neerzetten voor Justitie en Opera. Geïnspireerd op het Franse neoclassicisme en gelegen vlakbij de Grand-Cafés en chique hotels van de Kouter geven zij gestalte aan de ambities van de welvarende, stedelijke burgerij van Gent uit het midden van de negentiende eeuw.
Pauli, Cloquet en Van Rysselberghe
De Veldstraat loopt vervolgens over in de Nederkouter. Ter hoogte van de Verloren Kost doemen de gevel en de hoge mansardedaken van het Instituut voor de Wetenschappen op, dat in 1890 door Roelandts opvolger Pauli is voltooid. Dit Instituut, bestemd voor de faculteit Wetenschappen en de Technische Scholen waaraan hij zelf verbonden is, markeert het hoogtepunt van Pauli’s carrière. Voordien heeft hij naam gemaakt met het bouwen van stadsscholen en ziekenhuizen, waaronder het in neogotische stijl opgetrokken Bijlokehospitaal, dat eveneens op de kaart van Bergmans en Heins prijkt. Pauli’s opvolger aan de universiteit, Cloquet, wordt niet langer tot stadsarchitect aangesteld, maar krijgt wel belangrijke opdrachten van de stedelijke overheden: onder andere het Sint-Pietersstation, de medische instituten van het Rommelaerecomplex en het Postgebouw zijn van zijn hand. Zo bouwt hij – in de lijn van Roelandt en Pauli – verder aan een infrastructuur op maat van de moderne burgermaatschappij. Met zijn gedurfde combinatie van neogotische vormelementen met moderne technieken en materialen geniet de hoogleraar trouwens grote faam binnen en buiten de stad. Een van Cloquets ondertussen verdwenen realisaties is het Botanisch Instituut en de serreconstructies van de universitaire plantentuin aan de Heuvelpoort. Toen Bergmans en Heins hun gids aan het schrijven waren, was dit project net voltooid; ze raden de lezer aan om een bezoek eraan te combineren met het recent geopende Museum voor Schone Kunsten van stadsarchitect Charles Van Rysselberghe en een wandeling door het Citadelpark, de ‘promenade favorite des flaneurs gantois’.
Moderne architectuur
Na de Eerste Wereldoorlog maken de professoren-architecten geen belangrijke openbare gebouwen meer in Gent, maar ze blijven grote invloed uitoefenen met de architectuur die ze in opdracht van de universiteit ontwerpen. In een zakelijke modernistische stijl geven ze vorm aan laboratoria, bibliotheken en faculteitsgebouwen die vooral in het interbellum opvallen in de binnenstad. De Gentse architectuurhistorica Leen Meganck noemt de bouwactiviteiten van de Gentse universiteit ronduit ‘bepalend voor het stadsbeeld’. Het bekendste voorbeeld is hier de Boekentoren van Henry van de Velde, die als symbool van de Gentse wetenschap concurreert met de drie torens uit de Kuip. Maar ook de School voor Diergeneeskunde aan de Coupure van de bescheiden modernist Auguste Desmet, of de urbanistische visie van betonspecialist Gustave Magnel, die het pittoreske Gent wil inruilen voor een stad van autobanen en appartementsgebouwen, zijn van groot belang.
Het UFO
Na de Tweede Wereldoorlog bouwt de groeiende universiteit vooral in de stadsrand. Pas recentelijk heeft de universiteit met het UFO in de Sint-Pietersnieuwstraat opnieuw de binnenstad opgezocht met vernieuwende architectuur van een van zijn docenten, Stéphane Beel. Indien Bergmans en Heins vandaag hun gids opnieuw zouden samenstellen, zou dit UFO-gebouw er ongetwijfeld in prijken, naast de vlakbij gelegen Boekentoren en het Instituut van Pauli. Op een boogscheut ziet de bezoeker er namelijk drie fantastische gebouwen, die tegelijkertijd de architecturale getuigenis zijn van hoe de universiteit in 1890, 1930 en 2010 telkens opnieuw weer het beeld van de stad kleurt.
Ruben Mantels
Vakgroep Geschiedenis
19 augustus 2010
Hoe verwijs je naar dit artikel?
Mantels, Ruben. "Stadsarchitecten." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 19.08.2010. www.ugentmemorie.be/artikel/stadsarchitecten.
Literatuur
Over de stadsvernieuwing van Gent in de negentiende eeuw is zeer veel gepubliceerd. Een mooie synthese is te vinden in Een stad in opbouw. Gent van 1540 tot de Wereldtentoonstelling van 1913 (Tielt: Lannoo 1992), waar de gebouwen van Roelandt, Pauli en Cloquet in aan bod komen. Voor de interbellumarchitectuur zijn belangrijk: De universiteit bouwt 1918-1940 (Gent 1991) en het onuitgegeven proefschrift van Leen Meganck, Bouwen te Gent in het interbellum (1919-1939). Stedenbouw – onderwijs – patrimonium. Een synthese (vier delen) (onuitg. doctoraatverhandeling.) (Gent 2001-2002).