1966 Samenwerking Université Nationale du Ruanda (Butare)

Postkoloniaal Rwanda doet - tot op vandaag - massaal beroep op ontwikkelingshulp. Vanaf 1966 helpt de Gentse faculteit Geneeskunde met de medische opleiding en de uitbouw van een academisch ziekenhuis aan de Université Nationale du Ruanda in Butare. Het project Gent-Butare pikt in tijden van postkoloniale ontwikkelingssamenwerking de draad terug op van het medische luik van het gestrande Ganda-Congo. Vanaf 1972 is ook de Gentse ingenieursfaculteit betrokken bij de organisatie van ingenieursopleidingen. De inbreng van de Gentse geneeskundefaculteit neemt in de jaren die volgen stelselmatig af. De samenwerking met de Rwandese overheid komt onder druk te staan. Een gebrek aan centrale sturing en interdisciplinaire samenwerking zorgt er samen met een nog altijd heel westerse visie op geneeskunde voor dat de ontwikkelingssamenwerking tekortschiet. De burgeroorlog en genocide maken een abrupt einde aan de samenwerking. Kleinere projecten worden hierna opnieuw opgezet, maar echt permanente resultaten zijn ook nu moeilijk te behalen.

Is deze Rwandees-Belgische casus symptomatisch voor bepaalde tekortkomingen van 'ontwikkelingssamenwerking'?  

Koloniale erfenis

Het Belgisch mandaatgebied Rwanda wordt in 1962 onafhankelijk. Het land heeft op dat moment iets meer dan drie miljoen inwoners. Het staat net als voormalig koloniaal Congo en Burundi voor heel wat uitdagingen aan het begin van de postkoloniale periode. Het rurale gebied heeft een gebrek aan natuurlijke rijkdommen en is aangewezen op ontwikkelingshulp. Voedselvoorziening is de hoofdbekommernis van de nieuwe Rwandese regering, gezondheidszorg komt op de tweede plaats. Het land heeft de laagste ratio artsen/inwoners van heel Afrika: minder dan 1/100.000. Door de hoge ligging zijn er minder tropische ziekten, maar kindersterfte en infectieziektes zoals tuberculose, tyfus, dysenterie en lepra zijn wel een groot probleem.

De bruuske onafhankelijkheid en de erfenis van het Belgische koloniale beleid wegen op de nieuwe staat. België als koloniale macht voorzag pas vrij laat in hoger onderwijs en hield de gekoloniseerde in een afhankelijkheidsrelatie. In Ruanda-Urundi was er slechts een opleidingscentrum voor medische assistenten in de koloniale periode. Veel voormalige kolonialen vertrekken in 1962 en met hen ook budget en investeringen. Deze vlucht neemt toe door de instabiele politieke situatie en spanningen tussen Hutu’s en Tutsi’s - etnische identiteiten die tijdens de koloniale periode zijn versterkt. De weinige medische infrastructuur gaat snel achteruit. Alhoewel het nieuwe ordewoord in theorie 'ontwikkelingssamenwerking' is, speelt bij sommige Belgen het gevoel dat fouten uit de koloniale periode met humanitaire ‘ontwikkelingshulp’ kunnen en moeten worden gecompenseerd. In de praktijk resulteert deze hulp vaak in een bestendiging van koloniale denkkaders waarbij westerlingen nog altijd de lijnen uitzetten. Dit klassieke idee van hulp zal in de praktijk langzaam plaats ruimen voor ‘ontwikkelingssamenwerking’ tussen evenwaardige partijen. Niettemin is ontwikkelingssamenwerking vaak niet altruïstisch of belangenloos. De Koude Oorlog speelt in deze decennia bijvoorbeeld ook zijn rol: met hulpverlening blijven landen in de westerse invloedssfeer. Ook het vrijwaren van economische belangen of universitair prestige spelen een rol.  

‘Canadese’ Université Nationale du Ruanda

In deze context gaat de kersverse Rwandese regering vanaf 1962 over tot het zoeken van buitenlandse partners. In 1963 wordt een samenwerkingsakkoord gesloten met Canadese dominicanen voor de oprichting van een Université Nationale du Ruanda (UNR). Deze zal uitgroeien tot de belangrijkste Rwandese instelling voor hoger onderwijs in de postkoloniale periode. De universiteit vestigt zich in een pensionaat in het zuidelijk gelegen Butare, het voormalige Astrida op de as tussen Kigali en Bujumbura. Een kleine resterende landbouwsectie van de in 1960 opgedoekte koloniale Officiële Universiteit van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi is er het jaar daarvoor verdwenen. Butare is niettemin een geschikte plek door de aanwezigheid van de Groupe Scolaire van de Broeders van Liefde uit Gent die er al meer dan drie decennia medische en diergeneeskundige assistenten opleiden; van het Institut National de Recherches Scientifiques (INRS, het voormalige koloniale IWOCA) en van een nieuw door België gebouwd diergeneeskundig laboratorium.

De Canadees geleide universiteit opent in 1963 en heeft vier faculteiten: Sociale Wetenschappen, Rechten, Wetenschappen en Geneeskunde. Vooral Canadezen en Fransen, maar ook Belgen van de Leuvense, Brusselse en Luikse universiteiten zijn er werkzaam. De geneeskundefaculteit biedt een opgewaardeerde versie van wat in koloniale tijden aan medische assistenten werd onderwezen. Zij moeten worden omgeschoold tot artsen. In vergelijking met de andere faculteiten presteert de medische faculteit zeer slecht door het gebrek aan vertrouwdheid van de Canadese professoren met het land, oplopende ziekenzorgkosten en een gebrek aan infrastructurele verwezenlijkingen. Er rijzen bijkomende problemen door het instabiel politiek klimaat en een gebrek aan Canadese subsidies en personeel om het doctoraatsonderwijs te organiseren. Rwandese studenten zijn misnoegd omdat hun hoge verwachtingen niet worden ingelost.

Gent-Butare

Een Canadese commissie roept voor het probleem van de faculteit Geneeskunde in januari 1966 de hulp in van de voormalige kolonisator en contacteert Jef Van Bilsen. De jurist is op dat moment in Rwanda als hoofd van de Belgische Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking (DOS - vanaf 1971 ABOS) en werd net aangesteld aan de Rijksuniversiteit van Gent als deeltijds docent. Van Bilsen geeft de opdracht aan Pieter Gustaaf Janssens, docent tropische geneeskunde in Gent, om de situatie in Butare in kaart te brengen. Na Janssens’ terugkomst polst Van Bilsen eerst bij de universiteiten van Leuven, Luik en Brussel om de organisatie en financiering van de geneeskundefaculteit op zich te nemen, maar zij houden de boot af. Van Bilsen geeft de opdracht aan Janssens om Gent, dat dus eerst over het hoofd werd gezien als niet-Franstalige en niet-katholieke universiteit, warm te maken. Rector en arts Jean-Jacques Bouckaert reageert meteen enthousiast. Hij is al betrokken geweest bij het medische luik van het Ganda-Congo project en de mislukte poging tot bouw van een universitair ziekenhuis te Ambaki. Na de onafhankelijkheid van Congo verdween dat plan definitief naar de achtergrond. Bouckaert ziet tien jaar later in Rwanda de kans om het voormalige Gentse koloniale project in een nieuw jasje van ontwikkelingssamenwerking alsnog te realiseren.

Wat volgt zijn officiële contacten met de Rwandese overheid, een Belgisch bezoek van president Grégoire Kayibanda aan de klinische diensten van het Gents Academisch Ziekenhuis en het ondertekenen van een samenwerkingsakkoord tussen de Gentse en Rwandese universiteit. De Universiteit Gent krijgt via DOS de nodige financiële middelen van de Belgische overheid in het kader van de Belgisch-Rwandese ontwikkelingssamenwerking. Professor Sociale Geneeskunde Karel Vuylsteek neemt in de zomer van 1966 de praktische voorbereidingen op zich: terreinverkenning, vastleggen van het curriculum, vorming van een permanent team en de rekrutering van Gentse professoren die bereid zijn om lessenreeksen ter plaatse te geven. In het najaar van 1966 start de geneeskundefaculteit in Butare officieel op onder Gents beheer. In deze eerste fase geniet de Gentse faculteit nog van een grote mate van autonomie met weinig lokale inbreng in het gevoerde beleid, maar dit zal stelselmatig verminderen.

Tijdelijke hulp

De Rwandese overheid voorziet in het samenwerkingsakkoord van 1966 initieel een in de tijd beperkte opdracht voor Gent. De Rwandezen zien de overeenkomst als tijdelijke hulp, geen permanente verbintenis. Niettemin zal het project Gent-Butare uiteindelijk drie keer worden verlengd en pas officieel eindigen in 1984. Drie doelstellingen staan de eerste drie jaar centraal: het verder omvormen van voormalige Rwandese medische assistenten tot geneesheren; studenten voorbereiden om zelf het onderwijs en het beheer van de faculteit in de nabije toekomst in handen te kunnen nemen; en ten slotte het beheer van het medische complex, samen met de verdere uitbouw van de klinische diensten en laboratoria tot een universitair ziekenhuis. 

Gentse professoren, assistenten en laboratoriumtechnici trekken vanaf 1966 naar Rwanda om er les en praktijkoefeningen te geven. Vijftien voormalige medische assistenten vatten hun omscholing tot dokter aan, later volgen ook gewone kandidatuurs- en licentiaatsstudenten. Professor Laurent Vandendriessche wordt in 1967 decaan van de faculteit. De infrastructuur ter beschikking op de medische site bestaat uit een facultair gebouw met onderwijsfaciliteiten, een ziekenhuis (met operatiezalen, een mortuarium en een kraamkliniek), laboratoria, enkele huizen voor medewerkers en een instituut voor santé publique. De faculteit wil inzetten op dit laatste centrum voor sociale en preventieve geneeskunde. Het centrum moet besmettelijke ziektes zoals tuberculose en geslachtsaandoeningen opsporen, vaccinaties geven en prenatale raadplegingen aanbieden. Ook het indijken van kindersterfte door informatie over gezonde voedingspatronen en hygiëne te verstrekken staat in theorie hoog op de agenda. In de praktijk zal dit cruciale preventieve luik pas op het einde van de jaren ‘70 voorzichtig van de grond komen.

Studentenmobiliteit

Met overgebleven middelen van de nog steeds bestaande maar quasi inactieve stichting Ganda-Congo, een restant van de koloniale Gentse aspiraties in Congo, bouwt de universiteit de site in Rwanda op het einde van de jaren ‘60 verder uit: er komt een polikliniek, een afdeling voor tandheelkunde en voor heelkunde met intensieve zorgen en een paviljoen voor pediatrie. Ook de eerste twee overeengekomen kortetermijndoelstellingen voor de periode 1966-1969 worden grotendeels behaald. In 1968 en 1969 promoveren respectievelijk negen en zes gewezen medische assistenten tot geneesheren. Telkens drie worden assistent aan de faculteit.

Omdat het niet evident is om altijd even kwaliteitsvol onderwijs te garanderen in Butare beslist de faculteit om een tiental Rwandese kandidatuurstudenten in Gent en Luik te laten studeren. Deze formule wordt al snel opgedoekt omdat taal- en leefgewoonteverschillen de aanpassing van de jonge studenten in België te veel in de weg lijken te staan. Wel zullen tussen 1966 en 1993 zevenendertig Rwandezen van de UNR doctoreren in België, waarvan tien aan de Rijksuniversiteit van Gent onder het promotorschap van onder andere Hendrik Roels en Jean-Jacques Delay.  

Hernieuwingen samenwerking

Het tijdelijke beheer door de Universiteit Gent wordt in het decennium na de eerste overeenkomst nog drie keer hernieuwd. Een conventie in 1969 verlengt de opdracht voor Gent met vijf jaar, zonder evenwel duidelijke doelstellingen te formuleren. In 1974 volgt een derde bilaterale conventie Butare-Gent voor een periode van vier jaar. Hierbij formuleert de Rwandese regering wel enkele concrete objectieven zoals de opleiding van een twintigtal algemene geneesheren per jaar om tegemoet te komen aan de nood aan basisgezondheidszorg in het land, het verder ‘Rwandiseren’ van de faculteit en het voorzien van beurzen voor specialisaties in Rwanda en in België.

In de tweede helft van de jaren 1970 coördineert professor Janssens het Gent-Butare project. Na een overgangsjaar wordt een laatste akkoord gesloten voor de periode 1979-1983. Toenmalig decaan van de Gentse geneeskundefaculteit André De Schaepdryver wordt projectverantwoordelijke.

Ingenieursopleidingen

Niet enkel de faculteit Geneeskunde is actief in Butare. Sinds het begin van de jaren ‘70 werkt ook de Gentse ingenieursfaculteit actief mee aan de opleiding van civiele ingenieurs aan de faculteit Wetenschappen van de UNR. Het programma vangt aan in 1972 en voorziet een driejarige opleiding van Rwandese studenten die al de nodige wetenschappelijke basisvakken achter de kiezen hebben. De faculteit kiest ervoor om enkel tijdelijk Gentse professoren naar Rwanda te sturen, omwille van budgettaire en pragmatische redenen. Zij doceren gedurende enkele weken elke voormiddag; assistenten organiseren in de namiddag de praktische oefeningen.

In 1975 behalen twaalf Rwandese studenten hun diploma. In 1980 wordt een gelijkaardig systeem ingevoerd voor een opleiding tot werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur. Beide driejarige opleidingen zijn niet permanent, maar worden enkel ingericht wanneer de Rwandese overheid hierom vraagt. Dit gebeurt enkele keren. Telkens studeren tussen de tien à twintig studenten af. Vanaf het midden van de jaren ’70 helpt de Gentse faculteit ook ingenieurs opleiden aan de Université Nationale du Zaïre in Kinshasa.

Traditionele geneeskunde

Opmerkelijk is dat aan de geneeskundefaculteit van Butare zich vanaf 1971 ook een centrum voor de studie van traditionele geneeskunde ontwikkelt. In 1980 draagt het de naam Centre Universitaire de Recherche sur la Pharmacopée et la Médecine Traditionnelle. Het onderzoekscentrum bestudeert de chemische samenstelling van medicinale planten die worden gebruikt in de Rwandese traditionele geneeskunde. Op basis van het onderzoek ontwikkelt en verspreidt het centrum zelf plantaardige geneesmiddelen in de vorm van olie, zalf, lotion, hoestdruppels, kaarsen en thee. Er is in Butare dus niet louter sprake van wetenschappelijk eenrichtingsverkeer, maar ook van wederzijdse beïnvloeding.

In de jaren ‘70 wordt met steun van het Europees Fonds voor Ontwikkeling ook een bibliotheek, een administratief gebouw, auditoria en laboratoria voor autopsie, anatomie, fysiologie en biochemie opgetrokken. De activiteiten van de medische faculteit breiden uit. Zo wordt onderzoek verricht naar lokale fauna en ontstaat zelfs tijdelijk een dienst voor primatologie, het onderzoek naar ziektes bij primaten. Frans Vanderick van de KUL, eerste decaan van de UNR-geneeskundefaculteit van 1963 tot 1966 en daarna ook actief tijdens de Gentse periode, vertelt hoe de beroemde primatologe Dian Fossey op een avond aan de faculteit opduikt. Ze heeft een gevonden dode gorilla bij en wil die onderzoeken op hondsdolheid. Samen voeren ze de autopsie uit in het labo van de faculteit.    

Samenwerking onder druk

Ondanks bepaalde verwezenlijkingen nemen de problemen toe. Talrijke beoogde doelstellingen worden niet meer behaald op het gewenste niveau. De spanningen binnen de samenwerking lopen hoog op. Twee met elkaar verweven problemen werken in stijgende mate op elkaar in: enerzijds het gebrek aan competent en permanent onderwijzend personeel vanuit België en anderzijds de snelle ‘Afrikanisering’ van de faculteit zoals vastgelegd in de overeenkomsten met de Rwandese overheid en de UNR.

De bereidwilligheid van Belgische professoren geneeskunde om zich permanent in Rwanda te engageren neemt af. Vele professoren in Butare verkassen naar ministeries en de bedrijfswereld wanneer de kans zich voordoet, deels ook omdat de voorzieningen ter plaatse minder uitgebouwd zijn dan in Europa. Het zijn voornamelijk onervaren kandidaat-specialisten of pas gepromoveerden zonder tropische geneeskundige vorming die zich aanbieden. Professor Janssens noemt hen zelfs ‘vrijbuiters’ die zich enkel aandienen om hun militaire dienstplicht te ontlopen. Het noopt de faculteit terug te vallen op tijdelijke ‘visiting professors’. In de tweede helft van de jaren 1970 is er niemand van het permanent personeel die professor is aan een Belgische universiteit. De kwaliteit van het onderwijs daalt en de toewijding aan het project neemt af.

Te snelle ‘Rwandisering’

Hierbij komt dat Rwandezen zoals afgesproken de beschikbare posities in toenemende mate moeten invullen. Tussen 1974 en 1978 nemen eenentwintig pas afgestudeerde Rwandese dokters een positie aan de faculteit in. Het instroompercentage ligt hoog en het zijn bijgevolg niet altijd de meest competente krachten die verantwoordelijkheid mogen opnemen. Er is veel absenteïsme. Ook de dalende kwaliteit van de omkadering aan de faculteit heeft een impact op hun functioneren. Er is een gebrek aan grondig gevormde Rwandese specialisten. De snelle ‘Afrikanisering’ met pas afgestudeerden bemoeilijkt grondig de werking van de faculteit.

Eind jaren ‘70 is de Gentse rol in het facultaire beleid heel beperkt geworden en vooral administratief van aard. Het financieel beleid is in handen van ABOS gekomen. Dit brengt een grote bureacratische last met zich mee, wat frustratie aan Gentse zijde wekt. De faculteit geneeskunde in Butare zit in een negatieve spiraal waaruit het nog moeilijk ontsnappen is. In 1984 wordt het project Gent-Butare officieel ontbonden wanneer de Belgische overheid de financiering onverwacht stopzet. De faculteit Geneeskunde van Gent zet haar rol na de ‘Rwandisering’ van de UNR-faculteit in afgezwakte vorm verder als 'zusteruniversiteit'. In Rwanda springt ze tot 1990 bij voor bepaalde gaten in het onderwijs, begeleidt ze onderzoeksprojecten en voorziet ze bijscholingen voor specialisten; in België ontvangt ze Rwandese beursstudenten die zich komen specialiseren.

Geen universiteitsbreed project

Een opmerkelijk aspect van de Gentse ontwikkelingsonderneming in Butare is dat het nooit door de universiteit als geheel wordt geschraagd. Centrale sturing vanuit de Universiteit Gent is afwezig en interfacultaire samenwerking quasi onbestaande. De Gentse ontwikkelingssamenwerking met de UNR is een project van de faculteit Geneeskunde, niet van de Gentse universiteit in haar geheel. Zo is het opvallend dat er bijvoorbeeld amper overleg ontstaat met het Interfacultair Studie- en Vormingscentrum voor Ontwikkelingssamenwerking (ISVO). Het doel van dit onderwijscentrum, opgericht in 1967, is nochtans de kwaliteit van de ontwikkelingssamenwerking aan de universiteit Gent te verhogen door een postgraduaatsopleiding in te richten die over disciplinaire grenzen kijkt. Een verplichte cluster aan vakken met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking, aangevuld met een specialisatie, moet studenten beter voorbereiden op het omgaan met specifieke problemen verbonden aan ontwikkelingswerk.

Ook interfacultaire samenwerking met betrekking tot het universitaire Afrikabeleid is voor de geneeskundefaculteit te Butare zeldzaam. In Gent draagt het ISVO dit ideaal in theorie nochtans hoog in het vaandel. Enkel de faculteit Diergeneeskunde raakt vanaf 1971 betrokken bij het medische Gent-Butare project. Een doorgedreven centrale coördinatie en interdisciplinaire aanpak zijn desalniettemin geen loze begrippen voor het slagen van universitaire ontwikkelingshulp. Dit blijkt onder meer uit de scherpe evaluatie van het medische luik van Gent-Butare die professor André De Schaepdryver maakt in 1990.

Westerse blik?

De Schaepdryver wijst na meer dan twee decennia op enkele structurele weeffouten van het gevolgde medische ontwikkelingshulpbeleid en gezondheidsmodel te Butare. Het besef is de jaren voordien gerezen dat Noord-Zuid samenwerking in het algemeen gebaseerd is op westerse moderniserings- en vooruitgangsideeën. Er wordt te weinig rekening gehouden met specifieke politieke, sociale, culturele en economische eigenheden. Ontwikkelingswerk probeert grotendeels systemen uit geïndustrialiseerde landen te kopiëren en te implementeren in ontwikkelingsgebieden. Daar botsen die specifieke vormen van maatschappelijke organisatie vaak op hun grenzen. Zo ook in Rwanda, waar er bovendien van in het begin meer improvisatie dan een overkoepelende visie aan te pas komt. Met alle gevolgen van dien.

Een belangrijk pijnpunt betreft de westerse focus op het genezen van individuen in plaats van op gezondheidspreventie bij grote gemeenschappen. De Gentse geneeskundefaculteit richt van in het begin wel een Centre Universitaire de Santé Publique in, maar in de praktijk komt dit centrum op het tweede plan. Pas eind jaren ’70 krijgt het centrum een eigen budget en twee permanente medewerkers, gaat het samenwerken met kleine gezondheidscentra in de omgeving en worden laatstejaars verplicht er stage te lopen. Deze late heroriëntering naar preventieve geneeskunde stuit bovendien op verzet van Rwandese artsen omdat de financiële en maatschappelijke status van de beoefening ervan lager ligt. Het grootste deel van het budget gaat tijdens Gent-Butare altijd naar curatieve geneeskunde. Nochtans kost dit meer geld en bereikt dit in Rwanda veel minder mensen dan preventieve initiatieven. Ook de gebouwde infrastructuur en onderwijsinspanningen volgen dit westers model. 250 Rwandese geneesheren studeren af tussen 1966 en 1990. Het gros van de afgestudeerde artsen is achteraf actief in de stedelijke hospitalen van Butare en Kigali, terwijl er in landelijke medische centra een veel grotere nood aan ondersteuning bestaat. De inspanningen voor het opleiden van klinische artsen en specialisten gaan ten koste van de vorming van (para)medici met verantwoordelijkheden op het platteland.

De westerse uitgangspunten van wat medische zorg moet zijn, blijken op vele vlakken incompatibel met de Rwandese situatie. Het project Gent-Butare slaagt in haar doelstelling om artsen op te leiden, maar de maatschappelijke impact op de ontwikkeling van heel het land is beperkt. Zowel de curatieve als preventieve gezondheidszorg zijn geen succes. De interdisciplinaire denkoefening die gepaard zou moeten gaan met ontwikkelingssamenwerking is vooraf en tijdens het project niet grondig genoeg. Oude koloniale denkkaders en westerse visies op ‘vooruitgang’ verdwijnen in de postkoloniale periode niet van de ene op de andere dag.

Rwandese genocide

Tijdens vierentwintig jaar Gents-Rwandese medische samenwerking werken er zeventig permanente en vierenvijftig tijdelijke Belgische medewerkers in Butare. De faculteit is in 1990 volledig Rwandees. De Gentse bijdrage in Butare wordt in mineur onderbroken. De toenemende spanningen vanaf 1990 en de ontluikende burgeroorlog bereiken ook de universiteit van Butare en maken een einde aan de Gentse aanwezigheid. Tijdens de genocide in 1994 worden de universiteitsgebouwen geplunderd. Apparatuur wordt gestolen en vernield. Boekencollecties gaan verloren. Enkele moorden vinden plaats onder collega's. Tientallen door de UGent opgeleide artsen sneuvelen in de burgeroorlog. Voormalige medewerkers die kort hierna teruggaan naar Butare kunnen enkel bedroefd de verliezen opmeten.

Na de burgeroorlog raakt de Gentse faculteit Geneeskunde opnieuw betrokken in Rwanda met beperktere middelen. Vanaf 1995 lopen Rwandese studenten stage in Gent en Belgische studenten in Rwanda. Op initiatief van de Vlaamse Interuniversitaire Raad-Universitaire Ontwikkelingssamenwerking (VLIR-UOS) helpt Gent vanaf 1999 bij de onderwijskundige heropbouw van de zwaar gehavende universiteit van Butare: Gentse docenten springen bij voor het onderwijs en leiden Engelstalige docenten op. Tussen 2004 en 2009 probeert de UGent onder andere een onderzoekslaboratorium op poten te zetten en 'E-learning' te implementeren. Wanneer de Belgische overheid in 2013 geen ontwikkelingsgeld meer voor Rwanda voorziet, eindigt ook de structurele Gentse interuniversitaire steun. Niettemin is de faculteit Geneeskunde vandaag nog altijd aanwezig in Rwanda. Het International Centre for Reproductive Health (ICRH), opgericht in 1994 door Marleen Temmerman in de schoot van de faculteit, is actief over de hele wereld. Ook in Rwanda levert het multidisciplinaire onderzoekscentrum strijd voor de verdediging van de seksuele en reproductieve rechten van vrouwen.

Davy Verbeke
Vakgroep Geschiedenis UGent
23 maart 2017

 

Hoe verwijs je naar dit artikel?
Verbeke, Davy. “1966. Samenwerking Université Nationale du Ruanda (Butare).” UGentMemorie. Laatst gewijzigd 23.03.2017. www.ugentmemorie.be/gebeurtenissen/1966-samenwerking-universite-nationale-du-ruanda-(butare).

Bibliografie

De Schaepdryver, André F. “Medische ontwikkelingssamenwerking in Centraal-Afrika.” In Afrika Focus, VI (1), 1990, pp. 5-18.

De Ridder, Leo. "Medische universitaire samenwerking tussen Gent en Rwanda." Tijdschrift voor Geneeskunde 69, nr. 12 (2013): 587-592.

Develtere, Patrick en Aristide Michel. Kroniek van een halve eeuw Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Brussel: FOD Buitenlandse Zaken, 2009.

Janssens, Pieter, André De Schaepdryver en Herwig Onghena. Medische ontwikkelingssamenwerking aan de RUG. Gent: Archief RUG, 1993.

Kwanten, Godfried. "Go between tussen twee culturen: Jef Van Bilsen en de overgang van een koloniaal naar een ontwikkelingsbeleid." In Congo in België: koloniale cultuur in de metropool, uitgegeven door Vincent Viaene, David Van Reybrouck en Bambi Ceuppens, 283-297. Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2009.

Maenhout, Klaas. “Van kolonialisme naar ontwikkelingssamenwerking. Het interfacultair Afrikabeleid van de Rijksuniversiteit Gent (1906-1990).” Masterproef, Universiteit Gent, 2014.

Van Bilsen, Jef. Kongo 1945-1965: het einde van een kolonie. Leuven: Davidsfonds, 1993.

Vandendriessche, Laurent. Beschrijving en toelichting van het projekt Butare. Gent: Oxfam Vlaanderen, 1966.

Vanderick, Frans X. De faculteit Geneeskunde Butare-Rwanda: eerste kwarteeuw 1963-1988: belevingen en beschouwingen. Brugge: Tiger publ. Systems, 2001.

Vuylsteek, Karel (professor Sociale Geneeskunde). Interview door Charlotte Hauwaert en Kitty Stevens (bachelorstudenten Geschiedenis UGent), Zwijnaarde, 01.04.2010.

150 jaar ingenieursopleiding aan de Rijksuniversiteit Gent (1835-1985): de faculteit van de Toegepaste Wetenschappen. Gent: Goff, 1986.

National University of Rwanda

International Centre for Reproductive Health 

Deel deze pagina: 

Herinneringen

De decaan van de 'Gentse' faculteit Geneeskunde in Rwanda ziet een morele en een pragmatische reden voor ontwikkelingshulp

"Stilaan weet iedereen wat overal elders gebeurt. Het streven naar het mooie doel van gelijkheid in een lokale of nationale gemeenschap is onvoldoende geworden, en voor ons staat het verwijt van de meerderheid der wereldbevolking, die honger heeft en geneeskundige hulp mist. Onze ingeboren drang naar rechtvaardigheid spoort ons hieraan te verhelpen, maar ook koele redenering doet ons de noodzaak van deze dringende hulp inzien: welke meerderheid laat zich hulpeloos uithongeren, wanneer naast haar een minderheid haar weelde en verkwisting ten toon spreidt? […] De fakulteit van Gent heeft haar projekt Butare [...]: wij vormen dokters in geneeskunde, die dringend noodzakelijk zijn, we leiden ze op, rekening houdend met de eisen van het land; we bouwen een plaatselijk hospitaal om tot een universitair ziekenhuis, en wij leren aan de bevolking de hygiëne, die volwassenen en kinderen in leven helpen houden.”

Laurent Vandendriessche wordt in de zomer van 1967 decaan van de faculteit Geneeskunde van de Université Nationale du Ruanda, waarmee de Universiteit Gent na de onafhankelijkheid van het land nauw samenwerkt. Hij vindt ontwikkelingshulp een evidentie in een mondialiserende wereld waarin gelijke welvaart het doel moet zijn.  

Uit: Vandendriessche, Laurent. Beschrijving en toelichting van het projekt Butare. Gent: Oxfam Vlaanderen, 1966, 4-5.

Het Gentse ontwikkelingswerk in Butare heeft na twee decennia nood aan een grondige mentaliteitswijziging

"Eén van de belangrijkste conclusies is wellicht dat de medische vorming in ontwikkelingslanden zoals Rwanda, aan de werkelijke gezondheidsnoden van de gemeenschap dient aangepast te worden wat, vanwege de medische Faculteiten, een ernstige psychologische bewustwording en inspanning vergt. Een mogelijke benadering zou erin kunnen bestaan dat medische Faculteiten bij de opleiding een intenser gebruik maken van en bijdrage leveren tot de bestaande eerstelijnsinfrastructuur. Deze werkwijze zou het vereiste contact met de realiteit waarborgen en tevens een continue kwaliteitsverbetering van de gezondheidsvoorlichting en van de ziekenzorg toelaten. Uit wat voorafgaat is het duidelijk dat deze nieuwe werkwijze impliceert dat nieuwe benaderingen van curricula en van praktijkvoering worden ontworpen en dat zich, in zonderheid in academische middens, een mentaliteitsverandering voordoet. Zijn echter niet het voortdurend in vraag stellen en het aanvaarden van nieuwe uitdagingen precies de opdrachten zowel van de Universiteit als van de medische samenwerking in ontwikkelingslanden?"

André De Schaepdryver, sinds 1979 verantwoordelijk voor de medische ontwikkelingshulp van de Gentse faculteit Geneeskunde in Rwanda, geeft in 1990 toe dat westerse ontwikkelingshulp haar doel voorbijschiet wanneer ze zich niet voldoende rekenschap geeft van de lokale context en noden. 

Uit: De Schaepdryver, André F. “Medische ontwikkelingssamenwerking in Centraal-Afrika.” In Afrika Focus, VI (1), 1990, pp. 5-18.

Belgisch-Gentse samenwerking met Butare op lange termijn gefaald?

"Na 46 jaar kan men zich de vraag stellen waar dit alles toe geleid heeft. Misschien moeten alle personen die meegewerkt hebben aan deze samenwerking, alsook de verre politici zich afvragen waar ze bijna vijftig jaar mee bezig zijn geweest en waarom. [...]. Permanente structurele resultaten konden [...] zowel vóór als na de burgeroorlog moeilijk gerealiseerd worden. De verklaring hiervoor lijkt multifactorieel. De donor en de receptor hebben hun fouten en dezelfde fouten keren terug in alle projecten. [...]. Politici in België en Rwanda hebben een universiteit en een medische faculteit laten bouwen, maar ze behoorlijk laten functioneren hebben ze niet gekund. België heeft nu blijkbaar definitief afgehaakt, de slogan indachtig 'wat nog niet is opgelost na een halve eeuw, moeten ze nu maar zelf oplossen'. Een prodecaan van de UNR geeft als antwoord hierop: 'We hebben nu nieuwe vrienden, de Verenigde Staten, die zullen het wel overnemen en wij zullen het samen met hen laten draaien'."

Geneeskundige Leo De Ridder stelt in 2013 licht verbitterd vast dat de Gentse bijdrage in Butare, zowel voor als na de genocide, nooit een structureel succes is kunnen worden, ondanks het feit dat er veel middelen werden in geïnvesteerd.

Uit: De Ridder, Leo. "Medische universitaire samenwerking tussen Gent en Rwanda." Tijdschrift voor Geneeskunde 69, nr. 12 (2013): 587-592.

De interdisciplinariteit van het ISVO is voor Doom in 1976 nog altijd een lege doos

"Hoewel het in theorie om een interfacultair centrum gaat, laat de praktijk nogal te wensen over. Het is inderdaad niet voldoende om een aantal cursussen uit onderscheiden vakgebieden te doceren, opdat er sprake zou zijn van een interdisciplinaire aanpak. [...] Het komt er op neer dat iedereen doceert wat hem of haar relevant of interessant voorkomt.”

Ruddy Doom wijst op een aanslepend pijnpunt van het Interfacultair Studie- en Vormingscentrum voor Ontwikkelingssamenwerkinig, tevens zichtbaar in de Gentse ontwikkelingssamenwerking bij het Butare-project te Rwanda: het gebrek aan kruisbestuiving tussen de verschillende wetenschapsdisciplines.

Uit: Ruddy Doom aan de leden van de ISVO-Onderwijscommissie, 25.08.1976 (Archief UGent, 6M 1.6., ISVO Archief).