Rifca-Tirlea Schor (1900-1943), arts en slachtoffer van het nazisme

De in Roemenië (vandaag Moldavië) geboren Rifca Schor studeert af als arts aan de Universiteit Gent tijdens het interbellum. Zowel haar echtgenoot als haar broer en schoonbroer behalen het ingenieursdiploma aan de Gentse universiteit. Na een intermezzo in Roemenië waarbij ze doctoreert, vestigt ze zich met haar man definitief in Gent, waar ook hun twee kinderen worden geboren. Haar man overlijdt na een arbeidsongeval kort voor de oorlog. Zijzelf en haar kinderen zullen WO II niet overleven.

De ganse familie in Gent

Rifca Schor (voluit Rifca-Tirlea Şor) wordt in 1900 geboren in een Joods gezin in Bălți, de op één na grootste stad van het huidige Moldavië, maar toen deel uitmakend van Roemenië. Haar ouders zijn Sulim Schor en Scheiva Teper. Ze heeft een zes jaar oudere broer, Samuel, en een zeven jaar jongere zus, Sonia. 

Ze is getrouwd met Ghers Ghiventer, ook afkomstig uit Roemenië. Zowel haar broer Samuel als haar echtgenoot Ghers behalen een ingenieursdiploma aan de Universiteit Gent en werken vervolgens als ingenieurs bij ‘Papeteries de Belgique’ in Langerbrugge. Haar schoonbroer, Iosiel Gordon, een Poolse ingenieur, studeert ook af in Gent en werkt bij de gerenommeerde motoren- en machinefabriek S.E.M.-Carels. 

Nadat ze in 1920 haar studies aanvankelijk aanvatte aan de Universiteit van Iași (in het huidige Roemenië), behaalt Rifca in 1923 in Gent haar eerste doctoraat in de geneeskunde. In 1926 voltooit ze haar studies. In juni 1927 verdedigt ze vervolgens opnieuw aan de Universiteit van Iași (in het huidige Roemenië) haar thesis getiteld Beschouwingen over de studie van ondergedompelde fistels (Consideraţii la studiul fistulelor submersiuni). Daarmee verkrijgt ze de toelating om als arts in haar thuisland te werken. 

Ze keert echter terug naar Gent, waar in 1931 het echtpaar Ghiventer-Schor een eerste zoontje, Marcel, krijgt. Een jaar later wordt ze, ex aequo met arts Emile Wagon, bekroond met de Floribert Soupartprijs voor interne geneeskunde (voor de periode 1929-1932).  

In 1936 wordt hun tweede kind, Claudine, geboren. 

Afgebroken levens

De toekomst lijkt veelbelovend, maar in juli 1939 komt haar echtgenoot Ghers om het leven bij een tragisch arbeidsongeval in de papierfabriek. Tijdens een herstelling aan een machine raakt hij ernstig gewond aan zijn arm en loopt een schedelbreuk op. Hij overlijdt enkele uren later in het ziekenhuis. Het nieuws haalt de voorpagina van verschillende kranten. Van de ene dag op de andere wordt Rifca weduwe, achterblijvend met twee jonge kinderen. 

Minder dan een jaar later, op 10 mei 1940, later valt Duitsland België binnen. Nog datzelfde jaar verplicht de bezetter alle Joodse burgers ouder dan vijftien om zich in te schrijven in het Gentse Jodenregister. Ook de familie Schor schrijft zich in.  

In maart 1941 worden vervolgens alle Joodse studenten officieel van de studentenrol geschrapt en op 10 mei 1941, precies één jaar na de Duitse inval in België, verschijnen overal in Gent affiches met ‘Maatregelen tegen de Joden’. 

Rifca’s broer Samuel, directeur van de papierfabriek en sinds 1939 genaturaliseerd tot Belg, wordt in 1941 wegens zijn weigering om samen te werken met de bezetter als een van de eerste Belgen opgesloten in het kamp van Breendonk. Na dertien maanden gevangenschap wordt hij dankzij bemiddeling vrijgelaten. Getekend door de gruwel, besluit hij in 1942 onder te duiken in de Ardennen. Zijn zoons, Henri en Louis, vinden onderdak bij collega-ingenieur Léon Desguin in Duffel. 

In tegenstelling tot hun broer duiken Rifca, haar kinderen, haar zus Sonia en haar echtgenoot niet meteen onder. Net als een groep andere Gentse Joden worden ze door de bezetter en hun Vlaamse handlangers in januari 1943 opgespoord en gearresteerd tijdens een tweede razzia in de stad. Vijftien volwassenen en drie kinderen worden brutaal aangehouden. Op 11 januari 1943 worden Rifca, haar kinderen en haar zus en schoonbroer in de Dossinkazerne geregistreerd op de deportatielijst van transport XIX. Dit transport vertrekt op 15 januari 1943 uit Mechelen en komt op 17 januari 1943 aan in Auschwitz-Birkenau. Vermoedelijk worden ze daar onmiddellijk na aankomst naar de gaskamers gestuurd. 

Ondanks haar jarenlange studies, haar bekwaamheid en haar talent, heeft Rifca Schor nooit haar beroep kunnen uitoefenen. Ze verliest haar echtgenoot op jonge leeftijd en ontkomt uiteindelijk niet aan de Holocaust. 

Epiloog

In 1952 publiceert de Belgische staat een lijst van ‘vermoedelijke overlijdens’ uit de oorlog, waarop Rifca en haar verwanten worden vermeld. Haar laatste bekende adres is Krijgslaan 18 in Gent. 

Na de oorlog wordt haar broer Samuel opnieuw directeur van de zwaar beschadigde papierfabriek in Langerbrugge, een functie die hij tot 1958 bekleedt. Het verlies van Rifca en haar familieleden laat tot op de dag van vandaag diepe sporen na bij de familie Schor. 

Haar naam, evenals die van haar verwanten, is vereeuwigd op het Michael Lustig-monument ter nagedachtenis van de Gentse slachtoffers van de Holocaust.  

 

Alec Vuijlsteke 
Licentiaat Geschiedenis 
12 maart 2025 

Hoe verwijs je naar dit artikel?`
Vuijlsteke, Alec. “Rifca-Tirlea Schor (1900-1943), arts en slachtoffer van het nazisme” UGentMemorie. Laatst gewijzigd 12.03.2025. https://www.ugentmemorie.be/personen/rifca-tirlea-schor-1900-1943-arts-e...

BIBLIOGRAFIE 

Uit de lus van de strop. Gentenaars in de bres voor de Joodse bevolking, 1940-1944, Marc Verschooris, 2020. 

Les étudiantes juives de l’Est en Belgique (1918-1940). Une socialisation paradoxale, Pascale Falek-Alhadeff, Les Cahiers de la Mémoire Contemporaine, 2011.

Deel deze pagina: