Uyttersprot, Herman (1909-1967)

Germanist en vrijzinnige Herman Uyttersprot omringde zich heel zijn leven met dichters en schrijvers, letterlijk en figuurlijk: zijn leermeesters waren onder andere Karel Van de Woestijne en Franz De Backer; hij las en publiceerde over Heine, von Kleist, Kafka, van Ostaijen en Rilke en Louis Paul Boon en Johan Daisne waren zijn vrienden. Uyttersprot vervulde zo een schakelrol in de letterkunde en bracht zijn liefde voor literatuur en poëzie over op talloze studenten.

Heinrich Heine

Herman Uyttersprot is de jongste zoon van hoofdonderwijzer Constant Uyttersprot en telg uit een onderwijzersfamilie die sinds anderhalve eeuw aan het hoofd van de dorpsschool stond en tijdens de bewogen dagen van de schoolstrijd (1879-1884) liberaal en vrijzinnig was geworden. Secundair onderwijs volgt hij aan de Rijksmiddelbare School in Dendermonde (1920-1923) en aan de wetenschappelijke afdeling van het Koninklijk Atheneum in Gent (1923-1926).

Hij studeert Germaanse filologie aan de Rijksuniversiteit Gent bij de professoren Frank Baur, Edgard Blancquaert, Franz De Backer, Robert Foncke, Julius Persyn, Henri Pirenne, Fabrice Polderman en Karel Van de Woestijne. Hij promoveert in 1930 bij Baur op een comparatistisch proefschrift over Heine en het Heinianisme in de Nederlandse letterkunde. Als student is hij lid van het Taalminnend Genootschap ’t Zal Wel Gaan en hoofdredacteur van het blad De ’t Zal-Wel-Ganer.

Vijftien jaar leraarschap

Van 1930 tot 1945 is hij leraar in het Rijksonderwijs, achtereenvolgens in Bergen (1930-1935), Leuven (1935) en Aalst (1935-1945). In die periode schrijft hij een psychografische studie over Heinrich Heine en werkt hij zijn comparatistische studie verder uit. Hij schrijft ook een essay over Gerrit Engelke en een aggregaatscriptie over Heinrich von Kleist en hij verdiept zich in de werken van Friedrich Nietzsche en Rainer Maria Rilke. Tijdens de bezetting schrijft hij in het clandestien blaadje ’t Brugse Vrije. Hij wordt voorzitter van de afdeling Aalst van het Willemsfonds, houdt in zijn geboortedorp de bibliotheek van het Willemsfonds open en is actief lid (vanaf 1936 dirigent) van de muziekmaatschappij De Jonge Denderlingen in Denderbelle.

Stap naar de universiteit

Vanaf januari 1945 doceert hij als suppleant bij de faculteit Wijsbegeerte en Letteren aan de Rijksuniversiteit Gent voor de afwezige professor Polderman (geschiedenis van de Duitse letterkunde en verklaring van teksten van moderne Duitse auteurs). Begin 1948 behaalt hij met grootste onderscheiding het aggregaat hoger onderwijs met de scriptie Heinrich von Kleist: de mens en het werk. Hij wordt op 29 december 1948 benoemd tot docent, op 8 april 1951 tot gewoon hoogleraar. In 1958 volgt hij bovendien professor Franz De Backer op als titularis van de cursus Inleiding tot de geschiedenis van de moderne letterkunde, een verplicht opleidingsonderdeel voor onder andere studenten Letteren en Wijsbegeerte, Rechten en Pedagogie.

Erudiet enthousiasme

Zijn oud-studenten herinneren zich hem als een bezielende en uitzonderlijk erudiete prof, die ze in zijn bijzonder zorgvuldig voorbereide colleges steeds weet te boeien door zijn kennis van de Duitse letterkunde en de wereldliteratuur. Met meeslepende geestdrift weet hij literaire teksten te analyseren en interpreteren, onrustig verlangend om nieuwe geestelijke verhoudingen te ontdekken en steeds in dialoog met zijn toehoorders. Met zijn studenten leest hij telkens weer werk van Goethe, Kleist, Heine, Rilke en de Duitse expressionisten: teksten die hij zelf grondig verder bestudeert en waarover hij schrijft in literaire tijdschriften (De Vlaamse Gids, De Nieuwe Stem) en vakbladen.

Uyttersprots onderzoek van het Duitse expressionisme brengt er hem ook toe zich te verdiepen in zowel in het proza als in de poëzie van Paul van Ostaijen en dat werk ter sprake te brengen in zijn colleges en te behandelen in de essaybundel Paul Van Ostaijen en zijn proza (1959) en in de postuum gebundelde radiolezingen Herman Uyttersprot over Paul van Ostaijen.

Bekroningen

Zijn Heine-monografie Heinrich Heine en zijn invloed in de Nederlandse Letterkunde, in 1946 bekroond door de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, verschijnt in 1953. Hij wordt als lid opgenomen in de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1953), van het International Institute of Arts and Letters (1956), van de Deutsche Akademie für Sprache und Dichtung (1957) en van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen Klasse der Letteren (1958).

Blijvende waardering: Kafka en Boon

Bij het lezen van Der Prozess van de Duits-Tsjechische auteur Franz Kafka komt hij in 1953 tot de conclusie dat de vorm, waarin de tekstgedeelten van deze onvoltooide roman werden uitgegeven (1927, 1935, 1946), niet beantwoordt aan het plan dat de auteur voor ogen moet hebben gestaan en aan de interne logica die uit de overgeleverde afgewerkte tekstgedeelten en de kortere fragmenten blijkt. Hij bespeurt in de tekst een zelfde ambitie om niet een chaotisch aandoend werk maar een volstrekt logisch verhaal op te bouwen als in de voltooide teksten die Kafka zelf tijdens zijn leven heeft gepubliceerd en stelt in Eine neue Ordnung der Werke Kafkas? een andere volgorde van de verschillende tekstdelen voor. Zijn voorstel leidt tot een wereldwijde polemiek met Duitstalige en Angelsaksische Kafka-specialisten.

Uyttersprot bekleedt ontegensprekelijk een bijzondere plaats in de Nederlandse letterkunde: leermeesters van hem waren de essayisten Baur en Persyn, romanschrijver Franz De Backer en de dichter Karel Van de Woestijne. Tot zijn vriendenkring behoren Johan Daisne, Louis Paul Boon, Prosper De Smet, Nico Rost en de Franstalige schrijfster Suzanne Lilar. Onder zijn oud-leerlingen of oud-studenten vinden wij Paul de Wispelaere, Willy Roggeman, Marcel Wauters, Fernand Handpoorter, Rudolf Van de Perre, Dirk De Witte, Loekie Zvonik, Ludo Abicht en Nicole Verschoore. Hij is een romanfiguur in De Kapellekensbaan van Louis Paul Boon.

Enkele jaren na de dood van Uyttersprot (1971) richten nabestaanden het 'Studiecentrum prof. dr. Herman Uyttersprot' op, een organisatie voor sociaal-cultureel werk voor volwassenen, waarvan de activiteiten na enkele decennia zijn stopgezet. In 1983 organiseren Edward Verhofstadt en zijn medewerkers aan de UGent een internationaal Kafka-colloquium, ter nagedachtenis van de illustere Kafka-kenner. De scriptieprijs die sinds 2006 jaarlijks door de alumni-vereniging Bond van Gentse Germanisten (BGG) aan het beste afstudeerwerk wordt toegekend, wordt als blijk van erkentelijkheid de “Herman Uyttersprot-prijs” genoemd.

Joris Dedeurwaerder (met aanvullingen van Benjamin Biebuyck)
Licentiaat Germaanse Talen 
25 oktober 2013

 

Hoe verwijs je naar dit artikel?
Dedeurwaerder, Joris. "Uyttersprot, Herman (1909-1967)." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 11.12.2018. www.ugentmemorie.be/personen/uyttersprot-herman-1909-1967.

Bibliografie

www.UGentMemorialis.be

Dedeurwaerder, Joris. Herman Uyttersprot. Een biografie, Liberas, Gent, 2018.

De Poortere, José. “Herman Uyttersprot." In: Nationaal Biografisch Woordenboek. Brussel: Paleis der Academiën.

Derolez, Robert. “In memoriam prof. dr. Herman Uyttersprot.” In Jaarboek van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (1967): 311-316. Gent: Secretarie der Academie. 

De Smet, Gilbert. “In memoriam prof. dr. Herman Uyttersprot.” De Brug (1968): 42-50.

Standaert, Eric. “Auch das Schöne muss sterben: ter nagedachtenis van Herman Uyttersprot.” Spieghel historiael (1968): 2-11

Verhofdstadt, Edward. “In Memoriam Herman Uyttersprot.” Jahrbuch für Internationale Germanistik. Reihe A. Kongressberichte. Bd. 17 (1986): 245-260. 

Type persoon: 
Deel deze pagina: 

Herinneringen

Romanpersonage

Professor Uyttersprot komt trouwens ook veelvuldig voor in Loekie Zvoniks debuutroman 'Hoe heette de hoedenmaker?' (1975), als het personage 'Professor Herman'. In 'De hoedenmaker' schrijft Zvonik over haar verhouding met schrijver Dirk de Witte, met wie ze eerst Germaanse filologie bij professor Uyttersprot studeert en met wie ze jaren later, enkele maanden voor De Witte's zelfgekozen dood, een reis naar Wenen onderneemt.

Wout Vlaeminck

(Zie ook: Jeroen Brouwers, "De Vroegvoltooiden: Jeroen Brouwers over het verdoemde schrijverskoppel Loeki Zvonik en Dirk de Witte." Knack 48, nr. 1 (2018): 96-100.)

Werner Lyssens

Zijn verhandeling over Paul Van Ostaijen vond ik in de liberale bibliotheek in Temse bij de boeken die "afgedankt" werden. Voor mij was dat het begin van een nieuwe ontdekking, die tot vandaag nog aangroeit, met facimilés allerhande. "Hongaars Cachet" bracht mij verheldering over vooral Kafka, dat we bespraken met pas afgestudeerden uit het Hoger Middelbaar in een werkgroep van het Jong-Davidsfonds. Zo leerden die jonge studenten belangstelling voor Kafka, wiens leven en werk grondig werd besproken.

Louis Paul Boon over "professor Spothuyzen"

 Louis Paul Boon, journalist, romancier en vriend van Uyttersprot schetst het personage “professor Spothuyzen”, met een duidelijke verwijzing naar de Uyttersprot, als volgt:

“En in mijn hoedanigheid van dagbladschrijver kom ik in dezelfde straat bij professor spothuyzen binnen die aan de universiteit les geeft en een der 7 intelligente mensen van belgië is, en waar ik mij telkens zo klein en dom naast voel, want hij zit met heine en goethe en dostojewski in zijn kop en omvat de wereld en speelt toch doodgewoon mee in een dorpsfanfare… en hij zegt mij: godverdomme ik begin met in niets meer te geloven, ik word zo cynisch dat ik over mezelf verbaasd sta.”

(De Kapellekensbaan of de 1ste illegale roman van Boontje. Amsterdam/Antwerpen: de Arbeiderspers, 1994, p. 12)