De Meester, Louis (1904-1987)

Louis de Meester is één van de opmerkelijkste Belgische kunstenaars van de 20ste eeuw. Hij is achtereenvolgens gelegenheidsmuzikant in Frankrijk, directeur van het conservatorium te Meknès, Marokko (1933-1937), vanaf 1945 musicus-modulator bij de NIR (later BRT) te Brussel, van 1962 tot 1969 artistiek directeur van het Gentse Instituut voor Psychoakoestiek en Elektronische Muziek (IPEM) dat toen aan de BRT verbonden was. In 1979 wordt hem de Staatsprijs ter bekroning van een kunstenaarsloopbaan toegekend en in 1980 krijgt hij een eredoctoraat van de UGent. Door zijn open muzikale geest, door zijn steun aan de groep Spectra en aan een hele hoop jonge componisten waaronder Karel Goeyvaerts, vormt De Meester samen met zijn goede vriend Norbert Rosseau de overgang van de neo-romantische naar de modernistische generatie.

Elektronica

De Meesters belang voor de Belgische muziekscène is hoofdzakelijk gelegen in het gebruik van elektronica. Samen met David Van de Woestijne experimenteert hij onder invloed van de Franse musique concrète vanaf 1953 met opgenomen klanken. Door de vele soundtracks die De Meester schrijft voor theater en TV zorgt hij ervoor dat de elektronische muziek als extra klankkleur bekend raakt bij het Belgische publiek. Een eerste bekroning in dit opzicht volgt in 1957 met de Italiaprijs (een jaarlijkse internationale onderscheiding door de Europese Radio Unie) voor "De grote verzoeking van Sint-Antonius", een radio-opera op tekst van Michel de Ghelderode waarbij het elektronische medium als bijkomend instrument wordt aangewend. Werken zoals "Incantations" (1958) en "Nocturne malgache" (1965) tonen echter dat dit medium ook zuiver aangewend tot volwaardige muziek kan leiden. De samenwerking met theatermaker Frans Roggen zorgt dan weer voor een vruchtbare versmelting tussen tekst en elektronica. Dit onder andere in het scheppen van klankdecors bij gedichten van onder andere Paul van Ostayen (1962) en Sybren Polet (1964). Om deze vroege "soundscapes" te verwezenlijken verzamelt De Meester een gans klankarchief. Daarmee is hij één van de eersten die de nu alomtegenwoordige "samplingtechniek" ten volle benutte.

Opus

Maar de elektronica vult slechts een klein deel van De Meesters oeuvre. Met orkestwerken als "Magreb" (1946) en "Musica per archi" (1955) en kamermuziekstukken zoals "Divertimento à quatre" (1970) en de drie strijkkwartetten treedt Louis De Meester naar buiten als een getalenteerd componist die muziek schrijft voor het plezier en vanuit een artistieke drang. De Meester vertelt abstracte verhalen en gebruikt daarbij de muzikale techniek die hem op dat moment geschikt lijkt. Van leuke Prokofiev-achtige sprookjesmuziek zoals voor "Betje Trompet" (1950) tot uiterst gedifferentieerde avantgardetechnieken. ("Capriccio",1948 en "Amalgames",1956). Hierbij plaats hij vaak sensuele melodielijnen tegenover opzwepende ritmiek, scherts tegenover tedere passages en een strakke structuur tegenover (al dan niet elektronische) klankvervorming.

Jelle Dierickx
Artistiek coördinator van het Gent Festival van Vlaanderen
9 augustus 2013

 

Hoe verwijs je naar dit artikel?
Dierickx, Jelle "De Meester, Louis (1904-1987)." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 24.02.2015. www.ugentmemorie.be/personen/de-meester-louis-1904-1987

Bibliografie

Persoons, Heleen en Pieter Van Tichelen. "Louis De Meester." In Lexicon van de muziek in West-Vlaanderen, II: 200. Brugge, VWS, 2001.

Type persoon: 
Deel deze pagina: