Henri Lauwers (1936-2020)

Op 18 maart 2020 werd de Faculteit Diergeneeskunde diep geschokt door het bericht dat Em. Prof. Dr. Henri Lauwers overleden is na een langdurige maar moedig gedragen ziekte.

Langs deze weg wil de facultaire gemeenschap hulde brengen aan haar alom gewaardeerde lesgever en Prodecaan, en hem danken voor zijn ontzaglijke verdiensten voor de faculteit, de universiteit en het diergeneeskundig beroep.

Prof. Lauwers werd geboren in Sint-Baafs-Vijve op 16 oktober 1936 en groeide op in hechte familiekring op de ouderlijke boerderij tijdens de zorgelijke oorlogsjaren, waarin zijn vader vroeg gesneuveld was. Na de Grieks-Latijnse humaniora begon hij in 1955 zijn universitaire studies aan de Rijksuniversiteit Gent, waar hij de diploma's behaalde van Kandidaat in de Wetenschappen (1957) en Kandidaat in de Veeartsenijkunde (1958), om vervolgens in 1961 met grote onderscheiding af te studeren als Doctor in de Veeartsenijkunde. Zijn eindestudiewerk, dat handelde over tweelingen bij de grote huisdieren, maakte hij onder supervisie van Prof. Marcel Vandeplassche. Als beste student van zijn studiecohorte (1955-1961) werd hij bekroond met de Prijs Edgard Collumbien en als meest verdienstelijke student van de Veeartsenijschool (1961-1962) ontving hij de Medaille van de Stad Gent.

Na een jaar verplichte legerdienst werd hij in augustus 1962 assistent aan de Kliniek voor grote huisdieren en het Laboratorium voor heelkundige ziektenleer onder de leiding van Prof. Jean Bouckaert. Kort daarna, op 1 januari 1963, werd hij echter benoemd tot Directeur van het Laboratorium van het Provinciaal Verbond voor Veeziektenbestrijding van West-Vlaanderen. Tijdens dit mandaat, dat liep tot 30 september 1965, coördineerde hij de oprichting van de nieuwe laboratoriumgebouwen.

Met ingang van 1 oktober 1965 werd hij aangesteld als assistent aan het Laboratorium voor Anatomie van de Huisdieren onder leiding van Prof. Nestor De Vos. Door meerdere binnen- en buitenlandse studieverblijven, o.a. in Nederland, Duitsland en Frankrijk, verwierf hij snel grote expertise in de histologie en histochemie en over voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong. Reeds vanaf het academiejaar 1968-1969 werd hij als lector belast met de suppleantieopdracht van de cursus Bijzondere Weefselleer van de Huisdieren, ter vervanging van Prof. Marcel Sebruyns.

Op 15 oktober 1973 behaalde Prof. Lauwers het diploma van het Geaggregeerde voor het Hoger Onderwijs op basis van zijn proefschrift over het resorberend vermogen van rundervoormagen en na het geven van een openbare les over de thymus. In 1977 kreeg hij de verantwoordelijkheid voor de cursus Algemene Weefselleer en voor het grondig vak Histologische en histometrische analysetechnieken bij vleesbereidingen in de Licentie Diergeneeskundig Toezicht op Eetwaren van Dierlijke Oorsprong. Vanaf 1983 gaf hij ook de cursus Embryologie van de huisdieren, die na het emeritaat van Prof. Kamiel Dierickx aan de faculteit Diergeneeskunde overgeheveld werd. Na het emeritaat van Prof. Nestor De Vos werd hij met ingang van 6 november 1986 aangesteld als Directeur-diensthoofd van het Laboratorium voor Anatomie, Histologie en Embryologie van de Huisdieren en per 1 oktober 1987 werd hij benoemd tot Gewoon hoogleraar.

Als lesgever werd Prof. Lauwers zeer gewaardeerd door zijn studenten, waarvan hij velen bij naam kende, omdat hij niet alleen de talrijke hoorcolleges over anatomie, histologie en embryologie doceerde maar ook ontelbaar veel praktische oefeningen gaf en daarbij altijd, vanuit zijn klinische achtergrond, nadrukkelijk het verband legde tussen bouw, functie en klinische relevantie van de leerstof. Met grote luisterbereidheid en begrip bekommerde hij zich over de noden van zijn studenten en zijn medewerkers. Eerlijk en correct, met grondige dossierkennis, sterke overtuigingskracht en open overleg ijverde hij altijd om de problemen op te lossen in consensus bij alle betrokkenen.

Gedurende de academiejaren 1990 -1994 combineerde Prof. Lauwers zijn zware onderwijsopdracht met de taak van Decaan van de Faculteit Diergeneeskunde. Het was een periode die gekenmerkt was door zware bezuinigingen aan de universiteit, waarbij niet minder dan 26 personeelsleden noodgedwongen en zonder vervanging de faculteit diergeneeskunde moesten verlaten. Bovendien werden de universitaire en facultaire structuren toen ook radicaal hervormd, met onder meer de herklassering van het onderwijzend en wetenschappelijk personeel tot zelfstandig resp. assisterend personeel, de invoering van de vakgroepen ter vervanging van de vroegere leerstoelen en de oprichting van de Opleidingscommissie en de Ethische commissie. Bovendien superviseerde hij toen ook de eerste bibliometrische analyse van het wetenschappelijk onderzoek en de eerste Europese doorlichting van de opleiding aan de faculteit. In de daaropvolgende jaren zou blijken dat deze twee projecten verder uitgebouwd zouden worden en van zeer groot belang zouden zijn voor de internationale uitstraling van de faculteit. Maar bij dit alles kwam dan nog de immense problematiek van de nieuwe campus in Merelbeke, want tijdens zijn mandaat werd de hoogbouw afgewerkt en werden de klinieken en administratieve gebouwen in sneltempo ontworpen, gebouwd en in gebruik genomen. Al deze projecten vereisten ontzaglijk veel overleg en diplomatie en vergden het uiterste van zijn krachten, maar dankzij zijn wijs inzicht, zijn leiderscapaciteiten en zijn enorme werkkracht kon dit alles succesvol gerealiseerd worden. Met terechte fierheid kon hij terugkijken op zijn vele verwezenlijkingen, waarbij hij steeds zijn dankbaarheid uitte voor de talloze medewerkers en collega's die hem daarbij loyaal hadden geholpen en gesteund.

Na zijn decanaat bleef Prof. Lauwers zich onvermoeibaar inzetten voor zijn studenten, zijn collega's en zijn beroep. Van 1983 tot 1986 was hij actief als Voorzitter van de Nederlandstalige Gewestelijke Raad van de Orde der Dierenartsen en tevens als Ondervoorzitter van de Hoge Raad. Ook was hij decennia lang een zeer actief lid van de European Association of Veterinary Anatomists, waarvoor hij in 1992 in Gent het tweejaarlijkse congres organiseerde en verkozen werd tot President (1994-1998). In die periode was hij ook uitermate actief als Vice-President van de European Association of Establishments for Veterinary Education (1996-1998) toen de voorbereidingen werden getroffen voor de Bolognaverklaring die in 1999 werd ingevoerd.

Na 40 jaar onvermoeibare inzet voor de faculteit, werd hem op 1 oktober 2002 de titel van Emeritus Gewoon Hoogleraar verleend. Met vreugde en trots zag hij hoe zijn opvolgers zijn levenswerk verderzetten en kon hij nu intens genieten van de affectie in zijn hechte gezin. Dit geluk werd echter overschaduwd door de ziekte van zijn echtgenote, die hem tijdens zijn loopbaan steeds onvoorwaardelijk had gesteund en die hij jarenlang met grote toewijding in haar vertrouwde thuisomgeving verzorgde. Ook hijzelf werd getroffen door een slepende aandoening waartegen hij met grote wilskracht en moed tot het einde heeft gevochten.
Omwille van de virale pandemie die thans de wereld in haar greep heeft, werd zijn begrafenis in beperkte familiekring georganiseerd, maar op 11 juli 2020 zal om 10h30 een plechtige herdenkingsmis plaatshebben in de Sint-Martinuskerk van Sint-Martens-Latem.

De facultaire gemeenschap betuigt hierbij aan de diepbeproefde familie haar medeleven, diep respect en blijvende dank voor alles wat Prof. Lauwers voor de faculteit heeft gedaan en betekend.

 Geschreven door Em. Prof. Paul Simoens

Datum: 
maandag, mei 11, 2020 tot dinsdag, mei 11, 2021