Studentenrituelen

‘Oktober! Het leven te Gent gaat weer zijn gewonen gang. De pandoers staan opnieuw met vijandige blikken op de hoeken der straten te loeren, de bazin van den “Boulevards” zet haar vriendelijkste lachje op, terwijl de patron van het “Keetje” weer naar een middel zoekt om zijn kaartende fossielen te beschermen. Kortom, de studenten zijn er terug.’ De student die deze woorden in 1936 neerschrijft, maakt zich op voor een nieuw en heerlijk jaar in Gent. De ‘Boulevards’ en het ‘Keetje’ hebben ondertussen hun deuren gesloten en de ‘pandoers’ – een studentikoze benaming voor politieagenten – komen wat minder vijandig uit de hoek, maar de verwachtingen aan het begin van het academiejaar blijven hooggespannen. Elk jaar belooft er een te worden boordenvol belevenissen, discussies, feesten en fratsen. De aard van al die studentikoze activiteiten en gebruiken is erg onderhevig aan de tijdsgeest. Toch telt een studentenjaar ook enkele feestelijke constanten.

Start van het academiejaar

Sinds haar onstaan opent de universiteit het academiejaar met een plechtige zitting in de Aula. Aanvankelijk is het volledige studentenkorps er aanwezig om hulde te brengen aan de universiteit en de academische gemeenschap. Maar naarmate de universiteit groeit, worden de zitjes in de Aula schaarser en vandaag krijgen enkel de officiële studentenvertegenwoordigers een uitnodiging. Deze officiële opening van het academiejaar gaat er zeer plechtig aan toe. Of zoals een student het in 1896 ironisch omschrijft: ‘wie er eens is geweest, weet wat een verduivelde lol daar heerscht’. Het blije weerzien aan het begin van het academiejaar vieren studenten, verenigingen en clubs daarom liever met eigen openingsactiviteiten. Een gelegenheid ‘om zich te overtuigen of de stembanden en de lachspieren niet gedurende de verlofdagen verroest zijn’, dixit diezelfde student, en natuurlijk om plannen te smeden voor de komende maanden.

Schachten en dopen

Voor de eerstejaarsstudenten betekent de start van het academiejaar het begin van het vrije studentenleven ver weg van het ouderlijke toezicht. Vooral voor de kotstudent is dat een memorabel moment en daarom een populair thema in de studentenpers. De overgang naar de nieuwe wereld wordt gesymboliseerd door de eerste treinrit naar de studentenstad en door de sleutel van het kot, tientallen keren vereerd als ‘sleutel der vrijheid, sleutel van het leven’. Verenigingen en clubs overstelpen de nieuwelingen die eerste dagen met folders, kalenders, drankbonnetjes en voordelen in de hoop ze te verleiden tot een lidmaatschap. En voor dat lidmaatschap moet een schacht al eens iets overhebben...
Over de ‘studentendoop’ doen de wildste geruchten de ronde en het gebruik leidt elk jaar tot discussies op fora en in de pers. Voorstanders vinden het een onschuldige maar waardevolle studententraditie die tot verbroedering leidt tussen de nieuwe studenten en de sfeer binnen de kring bevordert. Tegenstanders begrijpen niet goed wat er plezierig is aan besmeerd en vernederd rond te dolen door de stad en schudden meewarig het hoofd als er een ‘kudde schachten’ voorbijstrompelt. Verschillende verenigingen bevinden zich trouwens zelf in het kamp van de tegenstanders en organiseren geen doop of verzinnen een humaner alternatief.
De bewering van de voorstanders dat de ontgroening sinds jaar en dag deel uitmaakt van het studentenleven moet genuanceerd worden. In de negentiende en het begin van de twintigste eeuw vormen studenten nog een kleine en elitaire groep in de maatschappij en beperkt de initiatieritus zich meestal tot het houden van een korte redevoering of een ludieke huldedrink. De studentendoop raakt trouwens helemaal in onbruik in de jaren 1960 en 1970. De jongerengeneratie van toen zet zich af tegen tradities en traditionele waarden, waaronder de ontgroeningen, de petten en de linten van de studentenverenigingen. Die komen pas geleidelijk terug in de gratie op het einde van de jaren 1980 en in de jaren 1990 als ook de faculteitskringen aan populariteit winnen. Na een aantal ontsporingen in de jaren 2000 en ter beteugeling van de overlast die de blatende en kotsende schachten met zich meebrengen, neemt rector Van Cauwenberge in 2007 het initiatief voor een nieuw Doopdecreet. Daarin staat onder andere dat de verenigingen vooraf een schriftelijke voorbereiding moeten indienen en moeten zorgen voor een EHBO-kist en nuchtere ‘doopmeesters’. Naaktloperij en het gebruik van slachtafval, kadavers, bloed en levende gewervelde dieren zijn verboden. Dat laatste is niet geheel naar de zin van de Vlaamse Dierengeneeskundige Kring, die er overigens de meest beruchte doopreputatie op na houdt.

Tonzittingen en cantussen

Een andere legendarische studentenactiviteit waar nieuwelingen naar uitkijken of juist voor huiveren, is de cantus. Dit drink- en zangfestijn verenigt het praesidium, de leden, de oud-leden en de schachten van de studentenkring in achterafzaaltjes van de Overpoortcafés. Doel is opnieuw de onderlinge vriendschappen aan te halen en de eigen vereniging te huldigen. Elke kring houdt er zo zijn eigen gebruiken en geplogenheden op na, maar daarnaast heeft een cantus een heel register aan regels die gemeenschappelijk zijn voor de kringen. De cantus bouwt gedeeltelijk verder op de negentiende-eeuwse traditie van de ‘tonzitting’ of ‘tonneau’. Daarbij komen vrienden of leden van de vereniging samen om te vergaderen en discussiëren bij een ‘ton’ bier of wijn. Professoren en politici schenken af en toe een vat aan de studentenvereniging en dagen occasioneel wel eens op. Emile Braun bijvoorbeeld, die van 1895 tot 1921 burgemeester van Gent is, geeft geregeld een ton bier aan de Gé libérale, de liberale studentenvereniging.

Feesten

Behalve gezongen en gedronken wordt door de verschillende studentengeneraties ook heel wat gedanst. De eerste Gentse studenten zijn slechts met enkele tientallen en zijn nog niet verenigd in studentenkringen. Ze schuiven daarom aan bij de banketten en bals van de Gentse burgerij of van de universiteit zelf. Als er in de jaren 1880 goed georganiseerde studentenverenigingen ontstaan op basis van levensbeschouwing, starten die met het gebruik om jaarlijks een bal voor hun leden, sympathiserende hoogleraren, Gentenaars én hun dochters te organiseren. Feestzaal Valentino op de Kuiperskaai, later herdoopt tot Scala, leent zich uitstekend tot deze danspartijen. Als in de loop van de twintigste eeuw het studentendom geleidelijk haar elitaire en burgerlijke karakter verliest, evolueren de ontspanningsactiviteiten mee. Paradoxaal genoeg gaat de democratiseringstendens gepaard met het fatsoeneren van de studentenactiviteiten. In 1936 organiseren de faculteitskringen de eerste thé dansant waarover de verslaggever in het tijdschrift Aula noteert: ‘Velen keken verwonderd op; en het was inderdaad iets nieuws waar men eerst aan wennen moest. Verschillenden vonden het zelfs niet heelemaal geschikt’. Het gaat er veel keuriger aan toe dan op de td’s die in de jaren 1960 en 1970 georganiseerd worden op de Kuiperskaai. Het uitgaans- en danskwartier van de studenten verschuift in de jaren 1980 naar de Overpoort waar tegenwoordig meer en meer gewone cafés de overstap hebben gemaakt naar danscafés. De eigentijdse versie van Feestzaal Valentino is sinds de jaren 1980 de Concertzaal van de Vooruit. Elke grote kring probeert op deze populaire locatie toch minstens één keer per jaar een grote fuif te houden. Enerzijds omdat het natuurlijk een mooie en centraal gelegen zaal is, maar anderzijds ook omdat het de enige is in Gent die het ledenaantal van een eenentwintigste-eeuwse grote studentenvereniging kan slikken. Voor hun galabals wijken de meeste verenigingen uit naar feestzalen en kastelen in de stadsrand. Die edele dansfeesten beleven net als de ontgroeningen en de cantussen een revival in de jaren 1990.

Collectiviteit

Hoewel studenten zich voor hun uitgaansleven meestal terugplooien op een groep of kring van gelijkgestemden, zijn er tijdens het academiejaar traditiegetrouw enkele evenementen waaraan de studentengemeenschap collectief deelneemt. In de negentiende eeuw schuiven de studenten ter gelegenheid van academische lustra bij het banket mee aan of gaan naar het concert. Bij het vieren van lustra moeten de studentenverenigingen trouwens nooit onderdoen voor de universiteit zelf en grijpen ze de gelegenheid dikwijls aan om oud-studenten en sympathiserende kringen samen te krijgen. Hét collectieve studentenfeest dat de tweede helft van de twintigste eeuw domineert, is de jaarlijkse Gravensteenstoet. Met deze carnavaleske optocht door de Gentse straten herdenken de studenten de bezetting van het Gravensteen in 1949. Het luidruchtige evenement is tegenwoordig minder groots dan enkele decennia geleden maar de traditie wordt in ere gehouden. De omvang en versnippering van de moderne studentenpopulatie maakt het onmogelijk om werkelijk iedereen te betrekken. Toch slaan de verschillende conventen, het stadsbestuur en de universiteit de handen geregeld in elkaar om studenten gezamenlijk uit hun kot te krijgen met bijvoorbeeld de 12-urenloop, de massacantus en, meer recent, de StudentKickOff.

Studenten voor het goede doel

Ook de traditie van verenigingen om zich gezamenlijk in te spannen voor een goed doel blijft bestaan. In de negentiende eeuw zijn er grote liefdadigheidsbals en -concerten en tijdens het interbellum gaan studenten in het kader van Sociale Hulp jaarlijks met stootkarren bij de Gentse burgerhuizen langs om eten en materiaal in te zamelen voor de arme gezinnen. Na de heel geëngageerde jaren 1960 en 1970 domineert ‘Student Aid’ in de jaren 1980 en 1990 de studentenliefdadigheid met concerten en een fuif. Een bijzondere vorm van liefdadigheid is de Bloedinzamelactie van de Vlaamse Landbouwkundige Kringen van Leuven en Gent die haar twintigste editie nadert. De meest recente vorm van studentikoze liefdadigheid werd opgewekt door de Music For Life-actie van Studio Brussel die in 2008 en 2009 haar tent opsloeg in Gent.

Sluitingsfeesten

Het studentenjaar eindigt met de start van de blokperiode enkele weken of zelfs maanden voor het einde van het academiejaar. In de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw trekken de studenten per boot, tram of kar en mét de nodige ‘tonnen’ naar de Gentse buitenrand voor de ‘Sluitingsfeesten’. Vooral Heusden en Sint-Martens-Latem waar respectievelijk de Schelde en Leie naartoe stromen, zijn geliefde landelijke dorpjes voor sport en spel. De uitstap wordt in de studentenliteratuur als orgelpunt van het studentenjaar beschreven. Naarmate het transport gemotoriseerd wordt en de Gentse rand verstedelijkt, zijn deze uitstapjes minder idyllisch en de Sluitingsfeesten raken in onbruik. Wel worden aan het einde van het academiejaar de laatstejaars nog steeds feestelijk uitgezwaaid met een laatste memorabele ‘boemelavond’, zwanenzangcantus of fuif.

Het einde van de studentencultuur?

Dat het einde van het academiejaar tegenwoordig minder spectaculair gevierd wordt dan vroeger heeft natuurlijk ook te maken met de invoer van het semestersysteem. Terwijl het jaarsysteem toeliet om een heel jaar te genieten van het studentenleven en zich pas de laatste drie maanden terug te trekken op het kot om de cursussen te blokken, zorgt het semestersysteem er sinds 2005 voor dat studenten eigenlijk het hele jaar door in de weer zijn met hun studies. De tussentijdse blok, examenperiode en krokusvakantie zorgen bovendien tussen december en maart voor een ‘gat’ in de studentenactiviteiten. Horeca en studentenverenigingen klagen dat het semestersysteem een domper zet op het studentenleven. Behalve door het semestersysteem is het studentenleven ook bijvoorbeeld door de komst van gsm en internet sterk aan het veranderen. Maar bovenstaand overzicht leert dat er nog veel zekerheden overeind blijven. Zelfs de angst om het verlies van de eigenheid van het studentenleven is niet nieuw. In 1900 schreef een ’t Zal Wel Gaan’er het al: ‘van jaar tot jaar verzwindt die studentikositeit waar wij terecht fier op waren’.

Fien Danniau
Vakgroep Geschiedenis UGent
17 augustus 2010

 

Hoe verwijs je naar dit artikel?
Danniau, Fien. "Studentenrituelen." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 17.08.2010. www.ugentmemorie.be/artikel/studentenrituelen.

 

Literatuur

  • Almanach de l’Université de Gand. Publié sous les auspices de la société générale des étudiants libéraux , 11(1895) - 30(1914).

  • Almanach de la Générale Gantoise des étudiants catholiques, 1(1902) - 16(1930).

  • Jonas Vandroemme, 'Nieuw doopdecreet goedgekeurd', in: Schamper, 455. LINK

  • Aula. Daags blad van het Gentsch Studentenkorps, 1(9 oktober 1933) - 6(oktober 1939).

  • Gentsche Studentenalmanak. Uitgegeven door het Taalminnend Studentengenootschap ’t Zal wel gaan. 30(1880) - 56(1940).

  • Bart Desomer, ‘Ceci n’est pas un étudiant’, in: Universiteit Gent, 1994-95, 9(2),pp. 2-6.

  • Mon de Goeyse, O vrij Studentenheerlijkheid. Historisch-studentikoze schetsen, Leuven, 1987.

Deel deze pagina: 
Aanmaken herinneringen toelaten

Herinneringen

Robert Foncke vertelt over de Gentse studentenpet

'Graag tooiden zich de meesten van ons met de Gentse studentenpet, toen bestaande uit een donkergroene muts met kleine klep boven de ogen. Overeenkomstig de bezochte faculteit was er een verschillend symbolisch teken op aangebracht en daaronder een verguld koperen sterretje ter aanduiding van ieder geslaagd examen. Alleen in zeer uitzonderlijke gelegenheden kwam men iemand tegen met een flat van zwart fluweel, die het lidmaatschap van de Algemene Studentenmaatschappij verklapte.’

(Professor Robert Foncke, student in Gent in 1907-1910)

 uit: Robert Foncke, ‘Herinneringen van meer dan vijftig jaar geleden’, in: De Brug, 4, 1960, pp. 238-249.

A. Loinpont bezingt de kracht van de student in 1910

Venez à nous, nous sommes la jeunesse;
Venez, venez, nous sommes le printems.
A l’œuvre tous, et qu’on le reconnaisse,
Le feu sacré des soldats de vingt ans.
Venez à nous, venez à nous, venez à nous
Venez!

(A. Loinpont, een student van de Gé Libérale in 1910)

uit: Almanach de l’Université de Gand. Publié sous les auspices de la société générale des étudiants libéraux, 26, 1910.

De ‘volmaakte’ student

‘t Levend zinnebeeld der min:
Een stuk baard op zijnen kin
Een stuk pijp in zijnen kop
Een stuk pet daar bovenop;
Slentert door de straten graag
met een stuk in zijnen kraag.
Hier een stuk en dáár een end:
Acht zich een volmaakt student’.

(Een ’t Zal Wel Gaan’er over zijn vriend Dolf, salamanderkampioen en ‘volmaakt’ student)

 uit: Studentenalmanak ’t Zal Wel Gaan, 47, 1910-1911.